ECLI:NL:GHAMS:2020:2046
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in de vervolging en vrijspraak van het te zwaar beladen van een voertuig
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 10 juli 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de economische politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1962, was aangeklaagd voor het te zwaar beladen van een vrachtauto, wat in strijd zou zijn met de Regeling voertuigen. De raadsvrouw van de verdachte heeft aangevoerd dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk verklaard moet worden in de vervolging, omdat de verdachte als first offender direct is gedagvaard zonder eerst een strafbeschikking te ontvangen, wat volgens de Richtlijn voor Strafvordering Wet wegvervoer goederen niet correct was. Het hof heeft vastgesteld dat het openbaar ministerie ten onrechte van de Richtlijn is afgeweken, maar heeft besloten niet tot niet-ontvankelijkheid over te gaan. Het hof weegt hierbij de belangen van de verdachte en de noodzaak voor een redelijke termijn van afdoening van de strafzaak. De tenlastelegging betrof het verrichten van beroepsvervoer met een vrachtauto die te zwaar beladen was. Het hof heeft geconcludeerd dat er onvoldoende bewijs is om de verdachte schuldig te verklaren, omdat niet met zekerheid vastgesteld kon worden wie de bestuurder was en hoe de politie de massa had vastgesteld. Daarom heeft het hof de verdachte vrijgesproken van de tenlastelegging. Het vonnis van de economische politierechter is vernietigd en het hof heeft opnieuw recht gedaan.