ECLI:NL:GHAMS:2020:2214

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
7 augustus 2020
Publicatiedatum
7 augustus 2020
Zaaknummer
23-000312-19.a
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openlijk geweld in vereniging met letsel tegen slachtoffer

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 7 augustus 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte is beschuldigd van openlijk geweld in vereniging tegen een slachtoffer op 20 oktober 2018 te Castricum. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte, samen met anderen, het slachtoffer heeft geslagen en geschopt, wat resulteerde in verwondingen. De verdachte werd eerder veroordeeld tot een voorwaardelijke taakstraf, maar heeft deze voorwaarde geschonden door opnieuw een strafbaar feit te plegen. Het hof heeft de eerdere veroordeling vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis. Tevens is de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf toegewezen, omdat de verdachte de voorwaarden niet heeft nageleefd. Het hof heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van het feit, de impact op het slachtoffer en de eerdere veroordelingen van de verdachte. De uitspraak is gedaan in het kader van de artikelen 22c, 22d, 63 en 141 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000312-19
datum uitspraak: 7 augustus 2020
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 23 januari 2019 in de strafzaak onder de parketnummers 15-227640-18 en 15-083917-18 (TUL) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1999,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 24 juli 2020 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij, op of omstreeks 20 oktober 2018 te Castricum, althans in Nederland, openlijk, te weten, op de Soomerwegh, in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon te weten [slachtoffer] door
- die [slachtoffer] van diens fiets af te trekken en/of trappen en/of
- die [slachtoffer] op de grond te duwen en/of gooien en/of
- te slaan/stompen en/of schoppen/trappen in/tegen het gezicht/hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer].
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt.

Bewijsoverweging

De aangever is op 20 oktober 2018 omstreeks 03.00 uur geslagen en geschopt door een aantal jongens, waaronder een jongen in een rode jas die met twee andere jongens op een blauwe snorfiets zat. Kort na het incident wordt in de directe omgeving een blauwe snorfiets met daarop drie jongens staande gehouden. Een van deze jongens draagt een rode jas en betreft de verdachte [verdachte]. Het hof is, gelet op het aantreffen van de combinatie van drie jongens, van wie één een rode jas draagt, op een blauwe scooter op dat tijdstip midden in de nacht in de directe omgeving van het incident, van oordeel dat de verdachte de jongen in de rode jas is geweest die zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan het tenlastegelegde. Het hof neemt daarbij tevens in aanmerking dat de betreffende scooter met de drie jongens kort voor de staandehouding, terug is gereden richting de plaats van het incident en kennelijk bij het zien van de politie, stopte en meteen keerde.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 20 oktober 2018 te Castricum, openlijk, te weten op de Soomerwegh, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer], door
- die [slachtoffer] van diens fiets af te trekken en
- die [slachtoffer] op de grond te duwen en
- te slaan en te schoppen tegen het hoofd en het lichaam van die [slachtoffer].
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis. Voorts is een beslissing genomen omtrent de vordering na voorwaardelijke veroordeling, als nader in het vonnis is omschreven.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging in vereniging begaan tegen
[slachtoffer], waarbij laatstgenoemde tegen het hoofd is geslagen en tegen het hoofd is geschopt. Door aldus te handelen heeft de verdachte een ontoelaatbare inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer, en een voor hem zeer angstige situatie geschapen waarbij het slachtoffer verwondingen heeft opgelopen. Het hof rekent dit de verdachte aan. Een feit als het onderhavige versterkt bovendien in de samenleving levende gevoelens van angst en onveiligheid op straat.
Bij de bepaling van de straf heeft het gerechtshof acht geslagen op de door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) opgestelde oriëntatiepunten voor de straftoemeting waarbij als uitgangspunt voor openlijk geweld, enig lichamelijk letsel ten gevolge hebbend, een taakstraf van substantiële duur geldt.
Het hof heeft voorts acht geslagen op een de verdachte betreffend reclasseringsadvies van 17 juni 2020.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 14 juli 2020 is hij eerder ter zake van strafbare feiten onherroepelijk veroordeeld.
Anders dan door de verdediging is bepleit, kan naar het oordeel van het hof, gelet op de ernst van het feit, de straffen die in vergelijkbare zaken plegen te worden opgelegd alsmede gelet op de substantiële rol van de verdachte in het geweld, niet worden volstaan met een andere straf dan met een onvoorwaardelijke taakstraf van na te melden duur. Deze straf acht het hof passend en geboden.

Vordering tot tenuitvoerlegging

Bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 29 juni 2018 met parketnummer
15-083917-18 is de verdachte – voor zover hier van belang – veroordeeld tot een voorwaardelijke taakstraf voor de duur van 40 uren, subsidiair 20 dagen hechtenis met bevel dat die taakstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd onder de algemene voorwaarde dat de verdachte zich vóór het einde van de proeftijd van 2 jaren niet schuldig maakt aan een strafbaar feit. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep – overeenkomstig de in eerste aanleg ingediende vordering van het Openbaar Ministerie – gevorderd dat de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf wordt toegewezen.
De raadsman van de verdachte heeft bepleit de vordering af te wijzen, wegens de verzochte vrijspraak.
In hoger beroep is komen vast te staan dat de verdachte de algemene voorwaarde, inhoudende dat de verdachte zich vóór het einde van de proeftijd van twee jaren niet schuldig maakt aan een strafbaar feit, niet heeft nageleefd. De verdachte heeft immers het in de onderhavige strafzaak bewezen verklaarde feit begaan terwijl de proeftijd nog niet was verstreken. Daarom zal het hof de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijk opgelegde taakstraf gelasten.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 22c, 22d, 63 en 141 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
120 (honderdtwintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
60 (zestig) dagen hechtenis.
Gelast de tenuitvoerleggingvan de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 29 juni 2018, parketnummer 15-083917-18, te weten een
taakstrafvoor de duur van
40 (veertig) uren, bij gebreke van het naar behoren verrichten te vervangen door
20 (twintig) dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M. Senden, mr. H.S.G. Verhoeff en mr. F.M.D. Aardema, in tegenwoordigheid van
mr. S. van Gennip, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
7 augustus 2020.
Mr. H.S.G. Verhoeff, mr. F.M.D. Aardema en de griffier zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]