ECLI:NL:GHAMS:2020:2215
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van mishandeling in vereniging met voorbedachte raad na onvoldoende bewijs
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 7 augustus 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was beschuldigd van mishandeling in vereniging met voorbedachte rade op 17 juli 2017 te Amsterdam. De verdediging heeft bepleit dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is voor de beschuldiging en heeft een beroep op noodweer gedaan. De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte vrijgesproken zou worden van de strafverzwarende omstandigheid 'voorbedachte raad', maar dat het medeplegen van mishandeling wettig en overtuigend bewezen kon worden.
Het hof heeft vastgesteld dat de lezingen van de toedracht van het incident door de benadeelde en de verdachte wezenlijk verschillen. Het hof kon op basis van het procesdossier en het onderzoek ter terechtzitting niet met voldoende zekerheid vaststellen wat er precies is gebeurd. Cruciaal was dat niet kon worden vastgesteld wie de geweldshandelingen is begonnen en wat de aard daarvan was. Dit was essentieel voor de beoordeling van de wederrechtelijkheid van de gedragingen van de verdachte.
Daarom heeft het hof besloten de verdachte vrij te spreken van het ten laste gelegde. De vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding is niet-ontvankelijk verklaard, omdat de verdachte is vrijgesproken van de handelingen die de gestelde schade zouden hebben veroorzaakt. Het hof heeft het vonnis waarvan beroep vernietigd en opnieuw recht gedaan, waarbij de kosten voor beide partijen zijn vastgesteld.