ECLI:NL:GHAMS:2020:2221

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
17 juni 2020
Publicatiedatum
11 augustus 2020
Zaaknummer
23-003495-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor verdachte in hoger beroep wegens rijden onder invloed van alcohol na terugwijzing door de Hoge Raad

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 17 juni 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere veroordeling van de verdachte voor het rijden onder invloed van alcohol. De verdachte was eerder door de politierechter in de rechtbank Noord-Holland veroordeeld tot een geldboete van € 300,-, subsidiair 6 dagen hechtenis. Tegen dit vonnis is hoger beroep ingesteld, waarna het gerechtshof in 2015 het vonnis heeft vernietigd en de verdachte heeft veroordeeld tot een geldboete van € 400,-, subsidiair acht dagen hechtenis. De Hoge Raad heeft echter het arrest van het gerechtshof vernietigd en de zaak teruggewezen voor herbehandeling.

Tijdens de zittingen in hoger beroep op 13 maart 2018, 26 september 2018 en 17 juni 2020 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging gehoord. De tenlastelegging betrof het rijden onder invloed op 14 februari 2014 te Zandvoort, waarbij het alcoholgehalte van de verdachte boven de wettelijke limiet zou zijn. De verdachte heeft echter altijd ontkend het voertuig te hebben bestuurd.

Getuigenverklaringen, waaronder die van de broer van de verdachte, hebben aangetoond dat deze broer de auto bestuurde en zich met het identiteitsbewijs van de verdachte heeft geïdentificeerd. Het hof heeft geconcludeerd dat er onvoldoende bewijs is om de verdachte te veroordelen voor het tenlastegelegde feit. Daarom heeft het hof het vonnis waarvan beroep vernietigd en de verdachte vrijgesproken van de beschuldigingen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003495-17
datum uitspraak: 17 juni 2020
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen -na terugwijzing door de Hoge Raad der Nederlanden
bij arrest van 26 september 2017- op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 4 november 2014 in de strafzaak onder parketnummer 96-185444-14 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Marokko) op [geboortedag] 1990,
adres: [adres].

Procesgang

De politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het tenlastegelegde veroordeeld tot een geldboete van € 300,-, subsidiair 6 dagen hechtenis.
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Het gerechtshof Amsterdam heeft in hoger beroep bij arrest van 11 november 2015 het vonnis vernietigd en opnieuw recht gedaan en de verdachte veroordeeld tot een geldboete van € 400,-, subsidiair acht dagen hechtenis.
De verdachte heeft tegen het arrest van het gerechtshof beroep in cassatie ingesteld.
De Hoge Raad der Nederlanden heeft bij arrest van 26 september 2017 het arrest van het gerechtshof Amsterdam vernietigd, en de zaak naar het gerechtshof Amsterdam teruggewezen teneinde, met inachtneming van de uitspraak van de Hoge Raad, deze in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw te berechten en af te doen.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen - na terugwijzing - naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 13 maart 2018, 26 september 2018 en 17 juni 2020.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij, op of omstreeks 14 februari 2014 te Zandvoort, als bestuurder van een voertuig, (personenauto), dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 320 microgram, in elk geval hoger dan 220 microgram, alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Vrijspraak

Het hof is van oordeel in aansluiting op het requisitoir van de advocaat-generaal en het pleidooi van
de verdediging dat niet bewezen kan worden dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft gepleegd.
Op 14 februari 2014 te Zandvoort is een persoon aangehouden op verdenking van het besturen van een personenauto onder invloed van meer dan de wettelijk toegestane hoeveelheid alcohol. Deze persoon heeft zich geïdentificeerd met het identiteitsbewijs van de verdachte. De broer van de verdachte,
[naam 1], heeft als getuige ter terechtzitting in hoger beroep verklaard degene te zijn geweest die
de desbetreffende avond is aangehouden en zich heeft geïdentificeerd met het identiteitsbewijs van de verdachte. Daar komt bij dat de getuige [naam 2], destijds de eigenaar van de personenauto, [naam 1] en niet de verdachte kent. Getuige [naam 1] heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij de personenauto geleend had van [naam 2] nadat hij [naam 2] na een avond stappen in de woonplaats van [naam 2], zijnde Zandvoort, had afgezet.
Gelet op voorgaande omstandigheden en op de bewijsmiddelen komt het hof tot vrijspraak van de verdachte.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Vernietigt de eerder uitgevaardigde strafbeschikking d.d. 10 maart 2014 onder CJIB nummer 4132 5420 0161 3766.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. S. Clement, mr. P.C. Römer en mr. E. van Die, in tegenwoordigheid van mr. R. Vosman, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 17 juni 2020.