ECLI:NL:GHAMS:2020:2280

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
12 augustus 2020
Publicatiedatum
17 augustus 2020
Zaaknummer
23-002548-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter inzake mishandeling na voetbalwedstrijd

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 12 augustus 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte is beschuldigd van openlijk geweld in vereniging en mishandeling na een voetbalwedstrijd op 9 mei 2019 te Amsterdam. De verdachte heeft het slachtoffer, na afloop van de wedstrijd, mishandeld door hem te stompen. De medeverdachte heeft echter geen bijdrage aan het geweld geleverd, wat leidde tot vrijspraak voor het primair tenlastegelegde openlijk geweld in vereniging. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte het subsidiair tenlastegelegde, namelijk mishandeling, wettig en overtuigend bewezen heeft geacht. De verdachte is veroordeeld tot een geldboete van € 250,00, met een vervangende hechtenis van 5 dagen bij niet-betaling. Het hof heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de provocerende houding van het slachtoffer. De uitspraak is gedaan in het kader van de artikelen 23, 24, 24c, 63 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002548-19
datum uitspraak: 12 augustus 2020
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 3 juli 2019 in de strafzaak onder parketnummer
13-112210-19 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1993,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
29 juli 2020 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Gelet op de in hoger beroep door het gerechtshof toegelaten wijziging is aan de verdachte tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 9 mei 2019 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, openlijk, te weten, op de Warmoesstraat, in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon te weten [slachtoffer] door deze een of meermalen op/tegen het hoofd/gezicht te slaan/stompen;
subsidiair
hij op 9 mei 2019 te Amsterdam [slachtoffer] heeft mishandeld door die [slachtoffer] een of meermalen tegen het
hoofd/gezicht te stompen/slaan.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.

Vordering van het openbaar ministerie

De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat het tenlastegelegde is bewezen en vordert dat de verdachte daarvoor zal worden veroordeeld.

Vrijspraak primair tenlastegelegde

Het hof leidt uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting af dat de verdachte op 9 mei 2019
[slachtoffer] tegen het hoofd heeft gestompt. Daaruit blijkt echter niet dat de medeverdachte [medeverdachte], die zich op korte afstand van hem bevond, op welke wijze dan ook, enige bijdrage aan dit geweld heeft geleverd. Dat de verdachte en de medeverdachte voorafgaand aan het incident met elkaar hebben opgetrokken waarbij zij zich provocerend jegens anderen gedroegen en beiden betrokken waren bij een woordenwisseling met het slachtoffer doet daaraan niets af. Het hof acht derhalve het primair tenlastegelegde openlijk in vereniging gepleegde geweld niet bewezen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
subsidiair
hij op 9 mei 2019 te Amsterdam [slachtoffer] heeft mishandeld door die [slachtoffer] tegen het hoofd te stompen.
Hetgeen subsidiair meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het subsidiair bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het subsidiair bewezen verklaarde levert op:
mishandeling.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het subsidiair bewezenverklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde (en in hoger beroep als primair tenlastegelegde) openlijk geweld in vereniging veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 120 uur, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 60 dagen hechtenis met aftrek van voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf van 120 uur, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 60 dagen hechtenis.
De raadsman heeft verzocht de straf af te stemmen op het subsidiair tenlastegelegde (mishandeling) en daarbij rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de draagkracht en de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft het slachtoffer na afloop van een voetbalwedstrijd mishandeld door hem te stompen. Hiermee heeft de verdachte een inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer.
In het voordeel van de verdachte houdt het hof er rekening mee dat hij, anders dan bij de politierechter, thans de verantwoordelijkheid voor zijn handelen heeft genomen. Voorts houdt het hof er rekening mee dat ook het slachtoffer zich jegens de verdachte agressief en provocerend heeft gedragen.
Het hof acht, alles afwegende, een geldboete van € 250,00, bij niet betalen te vervangen door 5 dagen hechtenis, passend en geboden.
Deze straf is, gelet op het vorenoverwogene en gezien de omstandigheid dat de verdachte is vrijgesproken van het hem primair tenlastegelegde, lager dan die, welke door de advocaat-generaal ter zake van het primair tenlastegelegde is gevorderd.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 23, 24, 24c, 63 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het subsidiair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 250,00 (tweehonderdvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
5 (vijf) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde geldboete in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van
€ 50,00 per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. P.F.E. Geerlings, mr. F.M.D. Aardema en mr. N.J.M. de Munnik, in tegenwoordigheid van mr. S.H.M. van Gennip, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 12 augustus 2020.
De griffier en de jongste raadsheer zijn buiten staat dit arrest te ondertekenen.
=========================================================================
[…]