Uitspraak
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
Erfgenaam onder ontbindende voorwaarde
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 4 februari 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep over een klacht van een notaris tegen een collega-notaris. De klager, een notaris, had op 22 februari 2019 een beroepschrift ingediend tegen een eerdere beslissing van de kamer voor het notariaat in Arnhem-Leeuwarden, die zijn klacht ongegrond had verklaard. De klacht betrof de medewerking van de geïntimeerde notaris aan de levering van een woning, terwijl volgens klager de verkopers dit niet onvoorwaardelijk konden doen vanwege testamentaire lasten. De klager stelde dat de notaris onzorgvuldig had gehandeld door de akte van levering op te stellen en dat hij hierdoor het aanzien van de beroepsgroep had geschaad. Het hof heeft de feiten en argumenten van beide partijen in overweging genomen. Het hof oordeelde dat er geen gegronde reden was voor de notaris om zijn medewerking aan de levering van de woning te weigeren. Het hof concludeerde dat een verschil van inzicht over de wetsuitleg op zichzelf geen tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging oplevert. De klacht van de klager werd ongegrond verklaard en de eerdere beslissing van de kamer werd bevestigd.