ECLI:NL:GHAMS:2020:244

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
4 februari 2020
Publicatiedatum
5 februari 2020
Zaaknummer
200.255.045/01 NOT
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Klacht tegen notarissen over medewerking aan levering van onroerend goed onder testamentaire voorwaarden

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 4 februari 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep over een klacht van een notaris tegen een collega-notaris. De klager, een notaris, had op 22 februari 2019 een beroepschrift ingediend tegen een eerdere beslissing van de kamer voor het notariaat in Arnhem-Leeuwarden, die zijn klacht ongegrond had verklaard. De klacht betrof de medewerking van de geïntimeerde notaris aan de levering van een woning, terwijl volgens klager de verkopers dit niet onvoorwaardelijk konden doen vanwege testamentaire lasten. De klager stelde dat de notaris onzorgvuldig had gehandeld door de akte van levering op te stellen en dat hij hierdoor het aanzien van de beroepsgroep had geschaad. Het hof heeft de feiten en argumenten van beide partijen in overweging genomen. Het hof oordeelde dat er geen gegronde reden was voor de notaris om zijn medewerking aan de levering van de woning te weigeren. Het hof concludeerde dat een verschil van inzicht over de wetsuitleg op zichzelf geen tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging oplevert. De klacht van de klager werd ongegrond verklaard en de eerdere beslissing van de kamer werd bevestigd.

Uitspraak

beslissing
___________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht
zaaknummer : 200.255.045/01 NOT
nummer eerste aanleg : C/05/336214/KL RK 18-56
beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van 4 februari 2020
inzake
[klager],
notaris te [plaats] ,
appellant,
gemachtigde: mr. M.A. Jansen, advocaat te Heerenveen,
tegen
mr. [notaris ],
notaris te [plaats] ,
geïntimeerde,
gemachtigde: mr. C.E. Wilcke, advocaat te Amsterdam.

1.Het geding in hoger beroep

1.1.
Appellant (hierna: klager) heeft op 22 februari 2019 een beroepschrift bij het hof ingediend tegen de beslissing van de kamer voor het notariaat in het ressort Arnhem-Leeuwarden (hierna: de kamer) van 28 januari 2019 (ECLI:NL:TNORARL:2019:14). De kamer heeft in de bestreden beslissing de klacht van klager ongegrond verklaard.
1.2.
De notaris heeft op 20 mei 2019 een verweerschrift bij het hof ingediend.
1.3.
Het hof heeft de stukken van de eerste aanleg van de kamer ontvangen.
1.4.
De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 21 november 2019. Klager, vergezeld van zijn gemachtigde, en de notaris, vergezeld van zijn gemachtigde, zijn verschenen. Allen hebben het woord gevoerd, de gemachtigde van de notaris aan de hand van een aan het hof overgelegde pleitnota.

2.Feiten

Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen de vaststelling van de feiten door de kamer geen bezwaar gemaakt, zodat ook het hof van die feiten uitgaat.
Samengevat en waar nodig aangevuld met andere feiten die zijn komen vast te staan gaat het om het volgende.
2.1.
Op 17 december 2017 heeft (de bewindvoerder van) de heer [X] (hierna: erflater) de woning van erflater verkocht.
2.2.
Op 27 januari 2018 is erflater overleden. Erflater heeft bij testament over zijn nalatenschap beschikt. In dit testament is onder meer het volgende bepaald:
"
Erfgenaam onder ontbindende voorwaarde
Na te melden erfgenamen verkrijgen het recht van erfgenaamschap onder de ontbindende voorwaarde, dat het recht wegens het niet uitvoeren van de last, wordt vervallen verklaard door de rechter.
Erfgenaam onder opschortende voorwaarde
Indien het recht van mijn erfgenaam vervallen wordt verklaard verklaar ik de regels van plaatsvervulling van toepassing vóór de regels van aanwas.
Verval van de last
De last vervalt op één en dertig december tweeduizend twee en dertig, met uitzondering van het het hierna bepaalde.
Wijziging/opheffing van de last
De rechter kan op verzoek van degene op wie de last rust, of op vordering van het openbaar ministerie de last wijzigen of geheel of gedeeltelijk opheffen op gronden als in artikel 4:134 Burgerlijk Wetboek bedoeld, waaronder mede begrepen omstandigheden ingetreden na mijn overlijden, welke van dien aard zijn dat de ongewijzigde instandhouding van de last uit een oogpunt van de daarbij betrokken persoonlijke en maatschappelijke belangen ongerechtvaardigd zou zijn."
2.3.
De kopers van de woning hebben klager benaderd om een akte van levering op te stellen.
2.4.
Klager was van mening dat de verkopers wegens de testamentaire last de woning niet onvoorwaardelijk konden leveren en heeft aan de kopers medegedeeld dat hij geen akte van levering voor de woning kon opstellen.
2.5.
De kopers hebben zich daarop tot de notaris gewend. De notaris heeft de akte van levering opgesteld en gepasseerd en heeft voor het bedoelde pand ook een hypotheekakte opgesteld.

3.Standpunt van klager

3.1.
Klager verwijt de notaris onzorgvuldig handelen.
(i) De notaris had gelet op de bepaling van artikel 4:138 lid 2 BW niet mogen meewerken aan de levering van de woning door de voorwaardelijke erfgenamen en de vestiging van een hypotheek op die woning. Door dit toch te doen heeft de notaris het aanzien van de beroepsgroep geschaad.
(ii) De notaris heeft klager in een kwaad daglicht gezet, aangezien klager in zijn hoedanigheid van notaris zelf eerder zijn medewerking aan de levering weigerde vanwege de voorwaardelijke positie van de aspirant verkopers.
3.2.
In hoger beroep voert klager aan dat de door hem in eerste aanleg aangevoerde argumenten door de kamer onvoldoende zijn afgewogen. Daarnaast is er volgens klager – anders dan door de kamer wordt overwogen – géén sprake van een verschil van inzicht over de wetsuitleg. Het gaat veeleer om een verschil van mening over de inhoud van het testament en de vraag of daarin nu wel of niet een bij de ontbindende voorwaarde aansluitende erfstelling onder opschortende voorwaarde staat.

4.Standpunt van de notaris

De notaris heeft verweer gevoerd. Het standpunt van de notaris wordt, voor zover relevant, hieronder besproken.

5.Beoordeling

Ontvankelijkheid
5.1.
De notaris heeft in eerste aanleg betoogd dat het tuchtrecht niet bedoeld is om een verschil van inzicht tussen notarissen op te lossen. Daarnaast stelt hij dat een enkel verschil van inzicht nog niet betekent dat daarmee een collega-notaris in diskrediet wordt gebracht. Klager dient daarom niet-ontvankelijk te worden verklaard in zijn klacht, aldus de notaris.
5.2.
Ingevolge het bepaalde in artikel 99 lid 1 Wet op het notarisambt (hierna: Wna) kan een ieder die daarbij enig redelijk belang heeft een klacht tegen een notaris indienen. Uit het klaagschrift blijkt dat klager zijn klacht zowel in het belang van de beroepsgroep als in zijn eigen belang indient. Hoewel uit de wetsgeschiedenis blijkt dat het begrip “enig redelijk belang” ruim moet worden uitgelegd, is dit begrip niet zo ruim dat iedere notaris in het belang van de beroepsgroep of in het algemeen belang een klacht kan indienen. Voor zover klager zijn klacht indient in het belang van de beroepsgroep of in het algemeen belang, is dat daarom onvoldoende om hem als belanghebbende in de zin van artikel 99 lid 1 Wna te kunnen aanmerken. Echter, nu klager zijn klacht mede indient in zijn eigen belang, kan klager als gevolg van zijn persoonlijke betrokkenheid bij de verweten gedragingen wél als belanghebbende worden aangemerkt, zodat klager op basis hiervan zal worden ontvangen in zijn klacht.
Klachtonderdeel i
5.3.
Klager heeft zijn medewerking aan de levering van de woning geweigerd omdat in het testament is bepaald dat de erfgenamen voorwaardelijk erven, waarbij in het testament niet is opgenomen dat de erfgenamen de goederen mochten verteren en vervreemden. Klager is van mening dat om deze reden de woning niet onvoorwaardelijk kan worden geleverd, hetgeen hij aan de kopers heeft toegelicht. De notaris heeft in strijd met deze bepalingen meegewerkt aan het passeren van de leveringsakte en het vestigen van een hypotheek. De levering van de woning zou wél mogelijk zijn geweest, indien de verkopende partij bij de rechter had gevraagd om een wijziging of opheffing van de last of om een machtiging van de kantonrechter om de woning te mogen vervreemden. De notaris heeft ten onrechte nagelaten om de kopers op deze mogelijkheid te wijzen.
5.4.
De notaris heeft over de gang van zaken rondom het passeren van de leveringsakte
- samengevat weergegeven - het volgende verklaard. Op de executeur rustte een verplichting tot levering van de woning. De woning was immers al voor het overlijden van erflater verkocht. Anders dan door klager wordt betoogd, staan de wet en het testament niet aan de levering van de woning in de weg. Weliswaar is in het testament bepaald dat de erfgenamen hun recht onder ontbindende voorwaarde verkrijgen, maar in het testament ontbreekt vervolgens een aansluitende erfstelling onder opschortende voorwaarde. Reeds hierom kon de woning ook zonder tussenkomst van de rechter geleverd worden. De woning kon daarnaast, aldus de notaris, ook geleverd worden op grond van artikel 3:212 BW. Dat klager een andere mening dan de notaris is toegedaan, betekent niet dat de notaris aldus klachtwaardig handelt. Op geen enkele wijze is het handelen van de notaris gericht geweest op het beschadigen van klager.
5.5.
Op basis van de in artikel 21 lid 1 Wna neergelegde ministerieplicht dient een notaris uit hoofde van zijn maatschappelijke functie in beginsel zijn ministerie te verlenen. Artikel 21 lid 2 Wna verplicht evenwel de notaris om zijn dienst te weigeren, indien naar zijn redelijke overtuiging of vermoeden werkzaamheden van hem worden verlangd die strijdig zijn met het recht of de openbare orde of wanneer zijn medewerking wordt verlangd bij handelingen die kennelijk een ongeoorloofd doel of gevolg hebben of wanneer hij andere gegronde redenen tot weigering heeft.
5.6.
Kennelijk was de notaris ervan overtuigd dat de werkzaamheden die van hem werden verlangd, niet strijdig zijn met de wet. Het hof acht deze overtuiging redelijk, gelet op de argumenten die de notaris ervoor heeft aangevoerd. De weigeringsgrond dat naar redelijke overtuiging van de notaris werkzaamheden werden verlangd die strijdig zijn met de wet, doet zich dus niet voor. Er is evenmin gebleken van een andere gegronde reden op basis waarvan de notaris zijn medewerking aan de levering van het huis had moeten weigeren. Een verschil van inzicht over de uitleg van de wet tegen de achtergrond van de redactie van het desbetreffende testament vormt onvoldoende grondslag om het handelen van de notaris als tuchtrechtelijk verwijtbaar aan te merken. Klachtonderdeel i is daarom ongegrond.
Klachtonderdeel ii
5.7.
Het verwijt dat de notaris klager in een kwaad daglicht heeft gesteld door zijn medewerking te verlenen aan de levering van het huis houdt evenmin stand. Wat overigens ook zij van de niet nader onderbouwde stelling van klager, ook hier geldt dat het enkele verschil van inzicht over de toepassing van het recht op zichzelf niet kan worden aangemerkt als een negatieve uitlating omtrent degene met wie men van mening verschilt, en reeds daarom op zichzelf geen tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging kan opleveren. Ook klachtonderdeel ii is daarom ongegrond.
5.8.
Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht, kan buiten beschouwing blijven omdat het niet van belang is voor de beslissing in deze zaak.
5.9.
Het hiervoor overwogene leidt tot de volgende beslissing.

6.Beslissing

Het hof:
- bevestigt de bestreden beslissing.
Deze beslissing is gegeven door mrs. G.C.C. Lewin, A.R. Sturhoofd en M. Bijkerk en in het openbaar uitgesproken op 4 februari 2020 door de rolraadsheer.