ECLI:NL:GHAMS:2020:2460
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- C.N. Dalebout
- J.H.C. van Ginhoven
- J.J.J. Schols
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van de verdachte in hoger beroep na intrekking
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 13 augustus 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1994 en thans gedetineerd, had hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van 25 februari 2020. Tijdens de zitting op 13 augustus 2020 heeft het hof kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, die verzocht om de verdachte niet-ontvankelijk te verklaren in het hoger beroep op grond van artikel 416, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv).
De verdachte had op 16 juli 2020 een akte ingediend waarin hij aangaf het hoger beroep niet te willen handhaven. Het hof oordeelde echter dat de intrekking van het hoger beroep niet meer mogelijk was, aangezien het onderzoek ter terechtzitting al was aangevangen. Desondanks leidde het hof uit de akte af dat de verdachte zijn bezwaren tegen het vonnis niet langer wenste te handhaven. Het hof concludeerde dat er geen rechtens te respecteren belang was dat diende met enig onderzoek van de zaak, en verklaarde de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep.
De beslissing werd genomen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, met de rechters C.N. Dalebout, J.H.C. van Ginhoven en J.J.J. Schols. De uitspraak vond plaats op een openbare terechtzitting, waarbij mr. S. Bonset als griffier aanwezig was. Mr. J.H.C. van Ginhoven was buiten staat om het arrest mede te ondertekenen.