ECLI:NL:GHAMS:2020:2460

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
13 augustus 2020
Publicatiedatum
11 september 2020
Zaaknummer
23-000624-20
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van de verdachte in hoger beroep na intrekking

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 13 augustus 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1994 en thans gedetineerd, had hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van 25 februari 2020. Tijdens de zitting op 13 augustus 2020 heeft het hof kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, die verzocht om de verdachte niet-ontvankelijk te verklaren in het hoger beroep op grond van artikel 416, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv).

De verdachte had op 16 juli 2020 een akte ingediend waarin hij aangaf het hoger beroep niet te willen handhaven. Het hof oordeelde echter dat de intrekking van het hoger beroep niet meer mogelijk was, aangezien het onderzoek ter terechtzitting al was aangevangen. Desondanks leidde het hof uit de akte af dat de verdachte zijn bezwaren tegen het vonnis niet langer wenste te handhaven. Het hof concludeerde dat er geen rechtens te respecteren belang was dat diende met enig onderzoek van de zaak, en verklaarde de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep.

De beslissing werd genomen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, met de rechters C.N. Dalebout, J.H.C. van Ginhoven en J.J.J. Schols. De uitspraak vond plaats op een openbare terechtzitting, waarbij mr. S. Bonset als griffier aanwezig was. Mr. J.H.C. van Ginhoven was buiten staat om het arrest mede te ondertekenen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000624-20
datum uitspraak: 13 augustus 2020
VERSTEK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 25 februari 2020 in de strafzaak onder parketnummer 15-276599-19 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1994,
adres: [adres]
thans gedetineerd in P.I. Krimpen a/d IJssel EMD te Krimpen aan den IJssel.

Onderzoek ter terechtzitting

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
13 augustus 2020.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkend tot
niet-ontvankelijkverklaring van de verdachte in het hoger beroep op grond van artikel 416, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv).

Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep

Blijkens de akte intrekken hoger beroep van 16 juli 2020 wenst de verdachte het hoger beroep niet te handhaven. Intrekking van het hoger beroep was niet meer mogelijk, nu het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep reeds op een eerdere zitting van het hof was aangevangen. Het hof leidt evenwel uit de akte intrekking van het hoger beroep af dat de verdachte zijn oorspronkelijke bezwaren tegen het vonnis niet langer wenst te handhaven. Nu het hof ook overigens niet is gebleken van enig rechtens te respecteren belang dat is gediend met enig onderzoek van de zaak, zal de verdachte niet-ontvankelijk worden verklaard in het ingestelde hoger beroep, gelet op het bepaalde in artikel 416, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. C.N. Dalebout, mr. J.H.C. van Ginhoven en mr. J.J.J. Schols, in tegenwoordigheid van
mr. S. Bonset, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 13 augustus 2020.
mr. J.H.C. van Ginhoven is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.