ECLI:NL:GHAMS:2020:2484

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
17 september 2020
Publicatiedatum
21 september 2020
Zaaknummer
23-001527-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugwijzing van de Hoge Raad inzake medeplegen van oplichting door middel van een wisseltruc

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 17 september 2020 uitspraak gedaan na terugwijzing door de Hoge Raad der Nederlanden. De verdachte, geboren in Boekarest, werd beschuldigd van medeplegen van oplichting door middel van een wisseltruc. De feiten dateren van 19 januari 2002, toen de verdachte samen met anderen het slachtoffer heeft benaderd met de belofte om Amerikaanse dollars te wisselen voor euro's. Door gebruik te maken van listige kunstgrepen heeft de verdachte het slachtoffer bewogen tot de afgifte van $1000,-. De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk. Na hoger beroep en een vernietiging van het arrest door de Hoge Raad, werd de zaak terugverwezen naar het hof voor herbehandeling.

Tijdens de zitting op 3 september 2020 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal en de argumenten van de raadsvrouw gehoord. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan oplichting, wat een ernstig feit is dat niet alleen financiële schade veroorzaakt, maar ook gevoelens van onveiligheid bij slachtoffers teweegbrengt. Het hof heeft de strafmaat bepaald op basis van de ernst van het feit en de omstandigheden, en heeft besloten de gevangenisstraf te verminderen tot één maand, rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure.

Het hof heeft ook beslist over de verbeurdverklaring van in beslag genomen goederen, waaronder een bedrag van 1200 euro en 108 US dollar, en heeft andere in beslag genomen goederen teruggegeven aan de verdachte. De uitspraak is gedaan in het kader van de artikelen 33, 33a, 47, 63 en 326 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001527-19
datum uitspraak: 17 september 2020
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsvrouw)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen – na terugwijzing door de Hoge Raad der Nederlanden bij arrest van 2 april 2019 – op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 28 mei 2003 in de strafzaak onder parketnummer 13-010242-02 tegen:
[verdachte 1]
geboren te Boekarest (Roemenië) op [geboortedatum] 1977,
adres: zonder bekende woon- of verblijfplaats.

Procesgang

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan twee maanden voorwaardelijk en een proeftijd van twee jaren.
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Het gerechtshof Amsterdam heeft in hoger beroep bij arrest van 18 december 2007 het vonnis vernietigd en opnieuw recht gedaan en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan twee maanden voorwaardelijk en een proeftijd van twee jaren.
Namens de verdachte is tegen het arrest van het gerechtshof beroep in cassatie ingesteld.
De Hoge Raad der Nederlanden heeft bij arrest van 2 april 2019 het arrest van het gerechtshof Amsterdam vernietigd, en de zaak naar het gerechtshof Amsterdam teruggewezen teneinde, met inachtneming van de uitspraak van de Hoge Raad, deze op het bestaande hoger beroep opnieuw te berechten en af te doen.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg en, na terugwijzing naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 3 september 2020.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 19 januari 2002 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer] heeft bewogen tot de afgifte van $1000,-, althans van een hoeveelheid dollars, althans van enig geldbedrag, hebbende verdachte en/of zijn mededader(s) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid naar die [slachtoffer] begeven en/of die [slachtoffer] aangesproken en/of hem gevraagd of hij geld wilde gaan wisselen en/of tegen die [slachtoffer] gezegd dat hij/zij dollars wilde(n) gaan kopen en/of die [slachtoffer] heeft/hebben gevraagd hoeveel dollars hij wilde wisselen en/of die [slachtoffer] heeft/hebben gevraagd hoeveel Euro hij voor $1000,- wilde hebben en/of waarna hij, verdachte en/of zijn mededader(s) die [slachtoffer] een hoeveelheid Eurobiljetten heeft/hebben getoond en/of waarna hij, verdachte, die [slachtoffer] 12 briefjes van 100 Euro heeft/hebben gegeven en/of waarna die [slachtoffer] hem, verdachte $1000,- heeft overhandigd en/of waarna hij, verdachte en/of zijn mededader(s) die [slachtoffer] heeft/hebben aangesproken en/of afgeleid en/of waarna hij, verdachte en/of zijn mededader(s) die [slachtoffer] heeft medegedeeld dat het wisselen van de dollars niet doorging en/of waarna hij, verdachte, die [slachtoffer] een biljet van $100,- en een hoeveelheid dollarbiljetten met een waarde van $1,-, althans minder dan $1000,- heeft teruggegeven en/of die Euro’s (die hij, verdachte, aan die [slachtoffer] had gegeven) heeft teruggepakt van die [slachtoffer] en/of van die Euro’s van die [slachtoffer] retour heeft gekregen, waardoor [slachtoffer] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 19 januari 2002 te Amsterdam tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich
en/of anderenwederrechtelijk te bevoordelen door listige kunstgrepen, [slachtoffer] heeft bewogen tot de afgifte van $1000,-, hebbende verdachte en zijn mededaders met voren omschreven oogmerk
- zakelijk weergegeven –
zichlistiglijk naar [slachtoffer] begeven en [slachtoffer] aangesproken en hem gevraagd of hij geld wilde gaan wisselen en tegen [slachtoffer] gezegd dat hij dollars wilde gaan kopen en [slachtoffer] gevraagd hoeveel dollars hij wilde wisselen en [slachtoffer] gevraagd hoeveel euro hij voor $1000,- wilde hebben, waarna hij [slachtoffer] een hoeveelheid eurobiljetten heeft getoond en waarna hij [slachtoffer] 12 briefjes van 100 euro heeft gegeven en waarna [slachtoffer] hem $1000,- heeft overhandigd, waarna zijn mededaders [slachtoffer] hebben aangesproken en afgeleid, waarna hij [slachtoffer] heeft medegedeeld dat het wisselen van de dollars niet doorging, waarna hij [slachtoffer] een biljet van $100,- en een hoeveelheid dollarbiljetten met een waarde van $1,- heeft teruggegeven en die euro’s van [slachtoffer] retour heeft gekregen, waardoor [slachtoffer] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van oplichting.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straffen

De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan twee maanden voorwaardelijk en een proeftijd van twee jaren. De politierechter heeft een bedrag van 1200 euro en een bedrag van 108 US dollar verbeurd verklaard.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twee maanden, met aftrek van voorarrest en dat de door de politierechter verbeurd verklaarde geldbedragen aan de verdachte worden teruggegeven.
De raadsvrouw heeft ingeval het hof tot een bewezenverklaring komt bepleit dat, gelet op de forse overschrijding van de redelijke termijn, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf niet passend is en heeft verzocht de geldbedragen van 1200 euro en 108 US dollar niet verbeurd te verklaren.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan, gelet op de persoon van de verdachte en heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich met anderen schuldig gemaakt aan oplichting. De verdachte heeft het slachtoffer, dat voor een geldwisselkantoor stond, aangesproken en gevraagd of hij zijn Amerikaanse dollars tegen een gunstige koers wilde wisselen voor euro’s. Met een wisseltruc hebben de verdachte en zijn mededaders het slachtoffer vervolgens bewogen tot afgifte van $ 1.000,00. Het gaat om een ernstig feit, dat naast financiële schade vaak gevoelens van onmacht en onveiligheid bij slachtoffers teweeg brengt en het vertrouwen in de medemens schaadt. Het hof neemt het de verdachte kwalijk dat hij zich hier kennelijk niet om heeft bekommerd, maar zich bij het plegen van dit feit uitsluitend heeft laten leiden door zijn zucht naar geldelijk gewin. Gelet op het voorgaande en de gewiekste wijze waarop de verdachte te werk is gegaan is het hof, anders dan de raadsvrouw, van oordeel dat niet kan worden volstaan met een andere straf dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Het hof overweegt met betrekking tot het procesverloop in deze zaak het volgende.
De verdachte is op 19 januari 2002 in verzekering gesteld. De politierechter heeft op 28 mei 2003 vonnis gewezen. Op 27 april 2007 is namens de verdachte hoger beroep ingesteld. Het hof heeft op 18 december 2007 arrest gewezen. Namens de verdachte is op 11 juli 2017 beroep in cassatie ingesteld. De Hoge Raad heeft op 2 april 2019 arrest gewezen en de zaak teruggewezen naar het hof. Het hof doet bij arrest van 17 september 2020 einduitspraak.
Hieruit volgt dat sprake is (geweest) van een aanzienlijke overschrijding van de redelijke termijn. Het hof zal deze overschrijding in het voordeel van de verdachte verdisconteren in de straftoemeting.
Het hof acht in beginsel, in het bijzonder gelet op de aard en de ernst van het bewezenverklaarde, een gevangenisstraf voor de duur van twee maanden passend. Gelet op de overschrijding van de redelijke termijn zal het hof deze gevangenisstraf verminderen tot één maand.

Beslag

Verbeurdverklaring
Het tenlastegelegde en bewezenverklaarde is begaan met behulp van in beslag genomen en niet teruggegeven goederen, te weten een bedrag van 1200 euro en een bedrag van 108 US dollar. Deze behoren de verdachte toe en zullen daarom worden verbeurd verklaard.
Teruggave aan verdachte
Het hof zal de overige onder de verdachte in beslag genomen goederen, te weten een munt van 500 lei, een bedrag van 20 euro, een bedrag van 595 euro, een bedrag van 200 US dollar, een bedrag van 58 US dollar en een bedrag van 12.000 lei, teruggeven aan de verdachte.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 33, 33a, 47, 63 en 326 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) maand.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurdde in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
1- Geld Nederlands - een bedrag van 1200 euro;
6- Geld buitenlands - een bedrag van 108 US dollar.
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
1- Geld buitenlands - een munt van 500 lei;
2- Geld Nederlands - een bedrag van 20 euro;
3- Geld Nederlands - een bedrag van 595 euro;
4- Geld buitenlands - een bedrag van 200 US dollar;
5- Geld buitenlands - een bedrag van 58 US dollar;
7- Geld buitenlands - een bedrag van 12.000 lei.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. W.M.C. Tilleman, mr. A.E. Kleene-Krom en mr. M.P. van der Stroom, in tegenwoordigheid van mr. S.L.D. Vriend, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 17 september 2020.
mr. M.P. van der Stroom is buiten staat dit arrest te ondertekenen.
=========================================================================
[…]