ECLI:NL:GHAMS:2020:2485

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
17 september 2020
Publicatiedatum
21 september 2020
Zaaknummer
23-002803-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openlijke geweldpleging, mishandeling, vernieling en opzettelijk voorhanden hebben van een ploertendoder

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 17 september 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 31 juli 2018. De verdachte, geboren in 1996 te Groningen, was aangeklaagd voor openlijke geweldpleging, mishandeling, vernieling en het voorhanden hebben van een ploertendoder. De tenlastelegging omvatte verschillende geweldsdelicten gepleegd op 2 september 2017 te Amsterdam, waarbij de verdachte samen met anderen geweld heeft gepleegd tegen twee slachtoffers, alsook een glazen tussenschot in de bus heeft vernield en een wapen in zijn bezit had. Het hof heeft de zaak behandeld op basis van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep en de eerdere zitting in eerste aanleg. Het hof heeft geoordeeld dat niet wettig en overtuigend bewezen is dat de verdachte de zwaarste tenlasteleggingen heeft begaan, en heeft hem vrijgesproken van de primair tenlastegelegde feiten. Echter, de subsidiaire tenlasteleggingen zijn wel bewezen verklaard. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie dagen en een taakstraf van 120 uren, met inachtneming van zijn persoonlijke omstandigheden en eerdere veroordelingen. Tevens is de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding toegewezen, ter hoogte van € 1.158,50. Het hof heeft de straffen gematigd, rekening houdend met de positieve ontwikkeling in het leven van de verdachte sinds de feiten.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002803-18
datum uitspraak: 17 september 2020
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 31 juli 2018 in de strafzaak onder parketnummer 13-701169-18 tegen:
[verdachte],
geboren te Groningen op [geboortedatum] 1996,
adres: [woonplaats] Beverwijk.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
3 september 2020 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1. primair
hij, op of omstreeks 02 september 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, die [slachtoffer 1] (meermaals) heeft geslagen/gestompt op/tegen de borst en/of het hoofd, in elk geval tegen het lichaam en/of die [slachtoffer 1] (meermaals) heeft getrapt/geschopt op/tegen de ribben en/of rug en/of borst, in elk geval het lichaam (terwijl die [slachtoffer 1] op de grond lang), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
1. subsidiair
hij, op of omstreeks 02 september 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, [locatie], in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1], welk geweld bestond uit slaan/stompen en/of trappen/schoppen, waarbij hij, verdachte, die [slachtoffer 1] heeft geslagen/gestompt op/tegen de borst en/of het hoofd, in elk geval het lichaam en/of die [slachtoffer 1] heeft geschopt getrapt tegen de ribben en/of rug en/of borstkas, in elk geval tegen het lichaam, en welk door hem gepleegd geweld enig lichamelijk letsel (één en/of meerdere bloeduitstortingen en/of kneuzingen) voor die [slachtoffer 1] ten gevolge heeft gehad;
2. primair
hij, op of omstreeks 02 september 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer 2]
- uit een (stilstaande) bus heeft gegooid en/of
- ( vervolgens) die [slachtoffer 2] met vlakke hand (met kracht) in het gezicht heeft geslagen en/of
- ( vervolgens) die [slachtoffer 2], terwijl zij op de grond lag, meermaals, in elk geval éénmaal, in/tegen haar zij, in elk geval tegen het lichaam, heeft geschopt/getrapt;
2.
subsidiair
hij, op of omstreeks 02 september 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, [slachtoffer 2] heeft mishandeld door haar uit een (stilstaande) bus te gooien en/of haar met vlakke hand (met kracht) in het gezicht te slaan en/of door haar, terwijl zij op de grond lag, meermaals, in elk geval éénmaal, in/tegen haar zij, in elk geval het lichaam, te schoppen/trappen;
3.
hij, op of omstreeks 02 september 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk een glazen tussenschot, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan GVB Amsterdam, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
4.
hij, op of omstreeks 26 januari 2018 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, een of meer wapens van categorie I, te weten een ploertendoder, voorhanden heeft gehad.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een enigszins andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.

Vrijspraak

Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 1 primair en 2 primair is ten laste gelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair, 2 subsidiair, 3 en 4 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1. subsidiair
hij op 2 september 2017 te Amsterdam met een ander op de openbare weg, [locatie], openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1], welk geweld bestond uit slaan/stompen en trappen/schoppen, waarbij hij [slachtoffer 1] heeft geslagen/gestompt tegen de borst en het hoofd, en [slachtoffer 1] heeft geschopt/getrapt tegen de ribben en rug en borstkas, en welk door hem gepleegd geweld enig lichamelijk letsel (bloeduitstortingen) voor [slachtoffer 1] ten gevolge heeft gehad;
2. subsidiair
hij op 2 september 2017 te Amsterdam [slachtoffer 2] heeft mishandeld door haar uit een stilstaande bus te gooien en haar met vlakke hand met kracht in het gezicht te slaan en door haar tegen haar zij te trappen;
3.
hij op 2 september 2017 te Amsterdam opzettelijk en wederrechtelijk een glazen tussenschot, toebehorende aan GVB Amsterdam, heeft vernield;
4.
hij op 26 januari 2018 te Amsterdam een wapen van categorie I, te weten een ploertendoder, voorhanden heeft gehad.
Hetgeen onder 1 subsidiair, 2 subsidiair, 3 en 4 meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 subsidiair,
2 subsidiair, 3 en 4 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 subsidiair bewezen verklaarde levert op:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen, terwijl het door de schuldige gepleegde geweld enig lichamelijk letsel ten gevolge heeft.
Het onder 2 subsidiair bewezen verklaarde levert op:
mishandeling.
Het onder 3 bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.
Het onder 4 bewezen verklaarde levert op:
handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1 subsidiair, 2 subsidiair, 3 en 4 bewezenverklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straffen

De rechtbank heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 subsidiair, 2 subsidiair,
3 en 4 bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan twee maanden voorwaardelijk en een proeftijd van twee jaren met als bijzondere voorwaarden - kort gezegd - een meldplicht en deelname aan een agressieregulatie training.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 subsidiair, 2 subsidiair, 3 en 4 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie dagen met aftrek van voorarrest en een taakstraf voor de duur van 120 uren subsidiair 60 dagen hechtenis.
De raadsvrouw heeft verzocht de verdachte te veroordelen tot dezelfde straffen als de advocaat-generaal heeft gevorderd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Daarbij is in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft met een ander in en rondom een bus openlijk geweld tegen een onbekende man gepleegd en een vrouw mishandeld. Zonder enige noemenswaardige aanleiding betrad de verdachte de bus, die bij een halte was gestopt. Hij nam een zeer agressieve houding aan, trok zijn jas en T-shirt uit, waarna een geweldsexplosie volgde. Hij sloeg een glazen tussenschot in de bus aan diggelen en oefende met zijn mededader grof geweld uit tegen de aangever. Daarnaast heeft hij de aangeefster uit de bus gegooid, in het gezicht geslagen en tegen haar zij getrapt. De aangevers, die rustig als passagiers in de bus zaten, werden overdonderd door dit gedrag en hebben pijn en letsel ondervonden.
De verdachte heeft hiermee een forse inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit en veiligheid van de aangevers. Het gepleegde geweld heeft bovendien plaatsgevonden op een voor publiek toegankelijke plaats, zodat het voor omstanders waarneembaar was. Het is algemeen bekend dat dergelijke feiten niet alleen gevoelens van angst en onveiligheid bij slachtoffers veroorzaken, maar ook bij degenen die er ongewild getuige van zijn. Het hof rekent het de verdachte eveneens aan dat hij door vernieling van een glazen tussenschot inbreuk heeft gemaakt op het eigendom van een ander en de benadeelde schade en overlast heeft berokkend.
Tenslotte heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een ploertendoder. Het ongecontroleerd bezit van wapens brengt een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich en leidt tot onveiligheid in de maatschappij.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 18 augustus 2020 is hij eerder ter zake van geweldsdelicten onherroepelijk veroordeeld, hetgeen in zijn nadeel weegt.
De hoeveelheid en ernst van de bewezenverklaarde feiten, mede in het licht van de recidive, rechtvaardigen in beginsel de oplegging van een gevangenisstraf zoals de rechtbank heeft gedaan.
Het hof houdt in het voordeel van de verdachte rekening met zijn persoonlijke omstandigheden, zoals deze ter terechtzitting in hoger beroep door de verdachte en zijn raadsvrouw naar voren zijn gebracht.
De verdachte was 20 jaar oud ten tijde van de gepleegde feiten en heeft ter terechtzitting laten zien dat hij drie jaar later zijn gedrag van destijds afkeurenswaardig vindt en hij heeft daarvoor zijn verantwoordelijkheid genomen. Hij was toen onder invloed van alcohol en is sinds 2018 gestopt met het gebruik van alcohol. Hij heeft het hof inzicht gegeven in zijn huidige leven. Hij is zelfstandig ondernemer en werkt fulltime als schilder. Hij heeft een woning, is getrouwd en zijn vrouw is in verwachting van hun eerste kind. Hij heeft benadrukt dat hij ten tijde van de ten laste gelegde feiten onvolwassen was, maar nu als volwassene met verantwoordelijkheden zijn in positieve zin veranderde leven wil voortzetten.
Het hof overweegt dat het leven van de verdachte kennelijk een positieve wending heeft gekregen en acht het in het belang van de verdachte én de samenleving dat deze positief te waarderen lijn wordt doorgetrokken. Hernieuwde vrijheidsbeneming zou deze ontwikkelingen kunnen doorkruisen.
Met de advocaat-generaal en de raadsvrouw acht het hof, alles afwegende, een gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest en een taakstraf van te melden aanmerkelijke omvang passend en geboden. Het hof ziet geen aanleiding om daarnaast een voorwaardelijk strafdeel met de bijzondere voorwaarden op te leggen, mede omdat de verdachte reeds een agressieregulatie training heeft gevolgd.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding van € 1.158,50. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De advocaat-generaal heeft gevorderd de vordering geheel toe te wijzen.
De raadsvrouw heeft de vordering niet betwist.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 3 bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Het hof zal de schadevergoedingsmaatregel opleggen op de hierna te noemen wijze om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 22c, 22d, 36f, 57, 63, 141, 300 en 350 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 13 en 55 van de Wet wapens en munitie.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair, 2 subsidiair, 3 en 4 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 subsidiair, 2 subsidiair, 3 en 4 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) dagen.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
120 (honderdtwintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
60 (zestig) dagen hechtenis.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde] ter zake van het onder 3 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 1.158,50 (duizend honderdachtenvijftig euro en vijftig cent) ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde], ter zake van het onder 3 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 1.158,50 (duizend honderdachtenvijftig euro en vijftig cent) als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 21 (eenentwintig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 2 september 2017.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. W.M.C. Tilleman, mr. A.E. Kleene-Krom en mr. M.P. van der Stroom, in tegenwoordigheid van mr. S.L.D. Vriend, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 17 september 2020.
mr. M.P. van der Stroom is buiten staat dit arrest te ondertekenen.
=========================================================================
[…]
.