ECLI:NL:GHAMS:2020:2493

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
9 maart 2020
Publicatiedatum
21 september 2020
Zaaknummer
23-002553-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mishandeling na verkeersincident met verwerping beroep op noodweerexces

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 9 maart 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1998, was aangeklaagd voor mishandeling van het slachtoffer op 7 september 2017 te Haarlem. De tenlastelegging betrof het meermalen slaan en stompen van het slachtoffer in het gezicht en/of hoofd. De verdachte stelde zich op het standpunt dat hij handelde uit noodweer, omdat het slachtoffer als eerste geweld had gebruikt. Het hof heeft echter geoordeeld dat de noodweersituatie was beëindigd toen de verdachte en het slachtoffer van elkaar wegliepen en de verdachte vervolgens opnieuw geweld zocht door het slachtoffer in het gezicht te stompen. Het hof heeft de verweren van de verdediging verworpen en geoordeeld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan mishandeling. De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een taakstraf van 30 uren, maar het hof heeft de straf aangepast naar een geldboete van € 750,00 en 15 dagen hechtenis, bij gebreke van betaling.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002553-19
datum uitspraak: 9 maart 2020
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 1 juli 2019 in de strafzaak onder parketnummer 15-236523-17 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1998,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 24 februari 2020 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 7 september 2017 te Haarlem [slachtoffer] heeft mishandeld door die [slachtoffer] meermalen in/tegen het gezicht en/of het hoofd en/of het lichaam, te slaan en/of te stompen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een enigszins andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.

Bewijsoverweging

De raadsvrouw heeft ter terechtzitting in hoger beroep ontslag van alle rechtsvervolging – het hof begrijpt: vrijspraak – bepleit op de grond dat de verdachte heeft gehandeld in noodweer, nu aangever [slachtoffer] als eerste geweld heeft gebruikt tegen de verdachte en deze zich moest verdedigen tegen deze ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding van zijn lichaam.
Het hof overweegt als volgt.
Voor een geslaagd beroep op noodweer moet sprake zijn geweest van een ogenblikkelijke weder-rechtelijke aanranding waartegen noodzakelijke verdediging geboden was. Uit de bewijsmiddelen volgt dat aangever [slachtoffer] in een auto op de weg reed en dat de verdachte op een scooter vanaf de stoep de weg op reed in de richting van de aangever. De verdachte kwam met de scooter ten val, waarna een handgemeen tussen de verdachte en de aangever ontstond. Vervolgens liepen de verdachte en de aangever weg van elkaar. De aangever pakte zijn telefoon uit zijn auto en belde 112. De verdachte liep toen weer naar de aangever toe en stompte de aangever in zijn gezicht.
Niet kan worden vastgesteld wie bij het eerste handgemeen begonnen is met geweldshandelingen, zodat niet kan worden uitgesloten dat dit de aangever is geweest en het hof ervan uit zal gaan dat de verdachte zich daartegen heeft verdedigd en dus in noodweer heeft gehandeld. In zoverre zal de verdachte van de mishandeling worden vrijgesproken.
Deze noodweersituatie was beëindigd toen de aangever en de verdachte van elkaar wegliepen en de aangever 112 belde. Daarna was het onmiskenbaar de verdachte die de confrontatie zocht en bij wijze van aanvallend handelen de aangever in het gezicht stompte. Van een noodweersituatie (voor de verdachte) was toen geen sprake, zodat het verweer in zoverre wordt verworpen. Hetgeen de raadsvrouw overigens heeft aangevoerd in het kader van de bewijsvraag, voor zover van belang, wordt weerlegd door de gebezigde bewijsmiddelen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 7 september 2017 te Haarlem [slachtoffer] heeft mishandeld door [slachtoffer] in het gezicht te stompen.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
mishandeling.

Strafbaarheid van de verdachte

De raadsvrouw heeft ter terechtzitting in hoger beroep aangevoerd dat de verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging, nu hem een succesvol beroep op noodweerexces toekomt. Daartoe heeft zij aangevoerd dat de verdachte de aangever heeft gestompt vanwege een hevige gemoedsbeweging die was veroorzaakt door het eerdere geweld van aangever [slachtoffer].
Het hof verwerpt het verweer en overweegt daartoe als volgt.
De veronderstelde hevige gemoedsbeweging is alleen door de raadsvrouw genoemd. De verdachte zelf heeft niets verklaard over zo’n gemoedsbeweging en ook overigens biedt het dossier geen aanknopingspunten voor de aanname van die gemoedsbeweging. Reeds daarom faalt het beroep op noodweerexces.
Ook overigens is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 30 uren, subsidiair 15 dagen hechtenis.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een geldboete ter hoogte van € 1.250,00, subsidiair 25 dagen hechtenis, waarvan € 500,00, subsidiair 10 dagen hechtenis voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon en de draagkracht van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich na een verkeersincident schuldig gemaakt aan mishandeling door het slachtoffer in het gezicht te stompen. Het slachtoffer heeft hierdoor pijn ondervonden en letsel bekomen. Door zijn handelen heeft de verdachte inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Naast de gevolgen voor het slachtoffer, draagt een dergelijke gedraging bij aan gevoelens van onveiligheid onder weggebruikers en omstanders in het algemeen.
Het hof heeft gelet op de straf die pleegt te worden opgelegd in soortgelijke zaken. Deze straf heeft zijn weerslag gevonden in de Oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht. Daarin wordt voor een mishandeling met (enig) letsel een geldboete ter hoogte van € 750,00 genoemd.
Het hof ziet geen grond af te wijken van dit oriëntatiepunt en acht, alles afwegende, een geldboete van voornoemde hoogte passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 23, 24, 24c, 63 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 750,00 (zevenhonderdvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
15 (vijftien) dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.M. van Woensel, mr. F.M.D. Aardema en mr. H.M.J. Quaedvlieg, in tegenwoordigheid van mr. S.L.D. Vriend, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 9 maart 2020.
=========================================================================
[…]