Uitspraak
mrs. A.F.J.A. Leijtenen
I. Koudstaal, kantoorhoudende te Amsterdam,
1.DE NEDERLANDSE BISSCHOPPENCONFERENTIE,
mrs. S.W. Holtermanen
E.L. Pasma, kantoorhoudende te Utrecht,
2.het COLLEGE VAN BESTUUR van de RADBOUD UNIVERSITEIT,
de RAAD VAN BESTUUR van het RADBOUD UNIVERSITAIR MEDISCH CENTRUM,
de ONDERNEMINGSRAAD van de RADBOUD UNIVERSITEIT,
de ONDERNEMINGSRAAD van het RADBOUD UNIVERSITAIR MEDISCH CENTRUM,
1.Het verloop van het geding
- verzoekster en verweerster als SKU;
- belanghebbende sub 1 als de Bisschoppenconferentie;
- belanghebbende sub 2 als het College van Bestuur;
- belanghebbende sub 3 als de Raad van Bestuur;
- belanghebbende sub 4 als de OR van de Radboud Universiteit;
- belanghebbende sub 5 als de OR van het Radboud UMC.
2.De gronden van de beslissing
(…) de onderzoeker (…), behoudens eventuele aanwijzingen van de Ondernemingskamer (…), in beginsel vrij[is]
in de inrichting van het onderzoek en het verslag.” (zie 3.3 van de Leidraad voor onderzoekers in enquêteprocedures). Tegen die achtergrond beoordeelt de Ondernemingskamer de door de onderzoeker in zijn plan van aanpak opgesomde onderzoeksonderwerpen. De Ondernemingskamer acht begrijpelijk dat de onderzoeker deze onderwerpen heeft gedestilleerd uit de beschikking van 21 juli 2020. Het ligt voor de hand dat de onderzoeker gesprekken wil voeren met de voorzitters van het College van Bestuur en de Raad van Bestuur en met vertegenwoordigers van beide ondernemingsraden en de Ondernemingskamer ziet geen aanleiding de onderzoeker te beperken in de personen waarmee hij voornemens is een gesprek te voeren. De onderzoeker heeft door middel van de gespecificeerde begroting voldoende toegelicht hoeveel uren naar verwachting door hem en/of zijn secretaris aan bepaalde werkzaamheden dienen te worden besteed en welke uurtarieven daaraan verbonden zijn. Deze uurtarieven zijn niet onredelijk, gezien de aard en omvang van de zaak, de te verrichten onderzoekswerkzaamheden en de kennis en ervaring van de onderzoeker. De begroting komt de Ondernemingskamer ook overigens niet onredelijk voor, zodat zij het onderzoeksbudget op basis daarvan zal vaststellen. Aangezien de begroting ziet op de onderzoekswerkzaamheden tot en met het eerste conceptonderzoeksverslag, gaat de Ondernemingskamer ervan uit dat de onderzoeker haar tijdig een gespecificeerde begroting voor de nadien te verrichten werkzaamheden zal voorleggen. Verder vertrouwt de Ondernemingskamer erop dat de onderzoeker voor ogen zal houden dat de universiteit en het UMC die door SKU in stand worden gehouden, uit publiek geld worden gefinancierd en dat dit noopt tot terughoudendheid bij het maken van onderzoekskosten.