ECLI:NL:GHAMS:2020:2587

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
22 september 2020
Publicatiedatum
7 oktober 2020
Zaaknummer
200.251.074/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige daad en eigendomsconstructie met betrekking tot villa

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 22 september 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tussen de Volksbank N.V. en Asian Caribbean Holding N.V. (ACH). Volksbank had in eerste aanleg een vordering ingesteld tegen ACH, waarbij zij stelde dat de verkoop en levering van een villa aan ACH uitsluitend bedoeld was om de villa aan het verhaal van haar schuldeisers te onttrekken. ACH heeft in zowel de eerste aanleg als het hoger beroep geen verweer gevoerd. Het hof heeft de vordering van Volksbank afgewezen, omdat onvoldoende bewijs was geleverd dat de verkoper, [Y], ten tijde van de overdracht het oogmerk had om de villa aan het verhaal van haar schuldeisers te onttrekken. Het hof concludeerde dat de verkoop en levering van de villa aan ACH niet onrechtmatig was, aangezien er geen bewijs was dat [Y] in financiële problemen verkeerde op het moment van de verkoop in 1999. Bovendien was de koopprijs van ƒ 400.000 in overeenstemming met de reële waarde van de villa. Het hof bekrachtigde het vonnis van de rechtbank en veroordeelde Volksbank in de kosten van het hoger beroep, die op nihil werden begroot.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.251.074/01
zaak-/rolnummer rechtbank Amsterdam : C/15/245981/ HA ZA 16-453
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 22 september 2020
inzake
DE VOLKSBANK N.V.,
gevestigd te Utrecht,
appellante,
advocaat mr. H.D.S. Lasonder te Hoorn,
tegen
de vennootschap naar buitenlands recht
ASIAN CARIBBEAN HOLDING N.V.,
zonder bekende vestigingsplaats in of buiten Nederland,
geïntimeerde,
niet verschenen.

1.Het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna Volksbank en ACH genoemd.
Volksbank is bij dagvaarding van 20 september 2017, hersteld bij exploot van 21 december 2018, in hoger beroep gekomen van het vonnis van de rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats Alkmaar, van 21 juni 2017, onder bovenvermeld zaak-/rolnummer gewezen tussen Volksbank als eiseres in conventie/verweerster in reconventie en [X] (hierna: [X] ), [Y] (hierna: [Y] ) en ACH als gedaagden in conventie en [X] en [Y] als eisers in reconventie.
Volksbank heeft daarna een memorie van grieven, met producties, genomen. Tegen ACH is verstek verleend.
Ten slotte is arrest gevraagd.
Volksbank heeft geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en – zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad – voor recht zal verklaren dat ACH op grond van een onrechtmatige daad jegens Volksbank aansprakelijk is voor de door haar geleden schade als gevolg van de met betrekking tot de villa opgezette eigendomsconstructie alsmede ACH zal veroordelen om aan Volksbank als schadevergoeding een bedrag van € 105.928,15 te betalen, met rente en (beslag)kosten.
Volksbank heeft bewijs van haar stellingen aangeboden.

2.Feiten

2.1
De rechtbank heeft in het bestreden vonnis onder 2, 2.1 tot en met 2.6, de feiten vastgesteld die zij bij de beoordeling van de zaak tot uitgangspunt heeft genomen. Deze feiten zijn in hoger beroep niet in geschil en dienen derhalve ook het hof als uitgangspunt. Samengevat komen de feiten neer op het volgende.
2.1.1
Op 13 maart 2006 heeft een rechtsvoorgangster van Volksbank (hierna ook: Volksbank) aan [X] en [Y] (hierna gezamenlijk: [X] c.s.) een geldlening verstrekt van € 322.000. Tot zekerheid hebben [X] c.s. een recht van hypotheek verleend op het woonhuis [adres 1] (hierna: de woning). Blijkens een in februari 2006 opgesteld taxatierapport bedroeg de executiewaarde van de woning destijds € 495.000.
2.1.2
In de loop van 2012 is een achterstand ontstaan in de voldoening van de maandelijkse termijnen. In opdracht van Volksbank is de woning op 1 september 2014 executoriaal verkocht. De netto verkoopopbrengst bedroeg € 260.088. Na de verkoop resteerde er voor [X] c.s. een schuld van € 105.928,15.
2.1.3
Op 12 januari 1995 is ten overstaan van notaris M.L. Alexander te Curaçao ACH opgericht van welke vennootschap als eerste directeur werd benoemd de naamloze vennootschap CLN Oyens Trust te Curaçao.
2.1.4
Op 9 juni 1995 heeft [Y] de eigendom verworven van de villa aan de [adres 2] (hierna: de villa). Zij heeft de villa op 8 februari 1999 in eigendom overgedragen aan ACH. De koopprijs bedroeg ƒ 400.000. [X] c.s. zijn de villa na deze eigendomsoverdracht blijven bewonen. Nadat zij de woning in 2006 hadden verworven heeft [X] meestentijds in de woning gewoond, terwijl [Y] daar af en toe verbleef. [X] c.s. hebben sinds de verkoop van de villa aan ACH nooit huur of een andere financiële vergoeding aan ACH betaald.
2.1.5
Nadat de zetel van ACH in 2007 was verplaatst naar Anguilla is ACH blijkens een ’Certificate of Dissolution’ op 11 mei 2011 per die datum ”…
struck off the register and dissolved…”.
2.1.6
Volgens een bericht van het Kadaster van 15 februari 2016 stond ACH op dat moment (nog) als eigenares van de villa geregistreerd.

3.De beoordeling

3.1
Volksbank heeft in eerste aanleg in conventie primair een verklaring voor recht gevorderd dat de villa tot het vermogen van [X] c.s. behoort en subsidiair een verklaring voor recht dat [X] , [Y] en ACH op grond van onrechtmatige daad hoofdelijk aansprakelijk zijn jegens Volksbank voor de schade die voortvloeit uit de eigendomsconstructie met betrekking tot de villa alsmede hoofdelijke veroordeling van hen tot betaling van een bedrag van € 105.928,15. De rechtbank heeft de vorderingen van Volksbank afgewezen.
3.2.
Tegen de afwijzing van de subsidiaire vordering jegens ACH en de daaraan ten grondslag gelegde motivering komt Volksbank met vier grieven op.
3.3
Op grond van het bepaalde in art. 7 lid 1 Rv heeft de rechtbank en daarmee ook het hof in dit hoger beroep rechtsmacht ten aanzien van ACH.
3.4
Nu ACH tegen de vordering geen verweer (in eerste aanleg of hoger beroep) heeft gevoerd, dient het hof de vordering toe te wijzen, tenzij deze onrechtmatig of
ongegrond voorkomt. De vordering van Volksbank komt het hof op grond van het navolgende ongegrond voor.
3.5
Volksbank stelt dat de verkoop en levering van de villa aan ACH uitsluitend ten doel heeft de villa aan het verhaal van Volksbank te onttrekken en dat misbruik wordt gemaakt van het identiteitsverschil tussen [Y] en ACH waarvoor ook ACH aansprakelijk is. De stelling van Volksbank stuit reeds af op de omstandigheid dat onvoldoende is gesteld voor de conclusie dat [Y] ten tijde van de overdracht van de villa aan ACH het oogmerk had de villa aan het verhaal van haar schuldeisers te onttrekken. Gesteld noch gebleken is dat [Y] in 1999 in financiële problemen verkeerde, in die zin dat zij rekening moest houden met schulden die op dat moment er al waren of reëel te verwachten waren en dat deze weg, de verkoop en levering van de villa aan ACH, werd bewandeld met het uitsluitend oogmerk om te voorkomen dat voor die schulden op de villa verhaal zou kunnen worden gezocht. Volksbank voert ook niet aan dat de koopprijs van ƒ 400.000 in 1999 niet de reële onderhandse verkoopwaarde van de villa was. Anders dan Volksbank betoogt, kan uit de enkele omstandigheid dat met de verkoop en overdracht van de villa geen zelfstandig belang van ACH werd gediend, wat daar verder ook van zij, niet worden geconcludeerd dat de verkoop en levering aan ACH uitsluitend tot doel had de villa aan het verhaal van schuldeisers van [Y] te onttrekken. Hetgeen Volksbank verder stelt, biedt daarvoor ook geen enkel aanknopingspunt. Nu bij de verkoop en levering van de villa aan ACH het oogmerk van benadeling van schuldeisers van [Y] ontbrak, kan Volksbank geen misbruik van identiteitsverschil aan haar vordering op ACH ten grondslag leggen. Het in stand houden van de verkoop en levering van de villa aan ACH is, anders dan Volksbank betoogt, ook niet onrechtmatig jegens haar; reeds niet omdat de schuld van [Y] aan Volksbank in 1999 niet reëel te verwachten was: de hypothecaire lening is in 2006 verstrekt en de restschuld is in 2014 ontstaan. Dat ACH geen zelfstandig belang bij het in stand houden van de verkoop en levering zou hebben, zoals Volksbank stelt, maakt het vorenstaande niet anders. Volksbank ziet er daarbij ook ten onrechte aan voorbij dat ACH in 1999 een bedrag van ƒ 400.000 voor de villa heeft betaald. Al hetgeen Volksbank verder nog aanvoert, stuit af op hetgeen hiervoor is overwogen.
3.6
Uit het voorgaande volgt de vordering van Volksbank moet worden afgewezen. Het bestreden vonnis moet, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, worden bekrachtigd. Volksbank zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het hoger beroep van ACH, die begroot worden op nihil.

4.Beslissing

Het hof:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen;
veroordeelt Volksbank in de kosten van het geding in hoger beroep aan de zijde van ACH gevallen en begroot die kosten op nihil.
Dit arrest is gewezen door mrs. A.P. Wessels, E.E. van Tuyll van Serooskerken-Röell en M.P. van Achterberg en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 22 september 2020.