ECLI:NL:GHAMS:2020:2761
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van verdachte in verduisteringszaak na terugwijzing door Hoge Raad
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 22 juli 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte was eerder veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van één maand voor verduistering. Na hoger beroep en een tussenarrest heeft de Hoge Raad de zaak terugverwezen naar het gerechtshof. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 19 juni 2012 tot en met 8 augustus 2012 steigermaterialen had gehuurd van de benadeelde partij, maar dat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte deze materialen wederrechtelijk had toegeëigend. De verdachte had weliswaar de materialen niet teruggegeven en het resterende bedrag niet betaald, maar het hof oordeelde dat dit niet kon worden aangemerkt als opzettelijke verduistering. De benadeelde partij had een schadevergoeding van € 8.000,00 gevorderd, maar omdat de verdachte niet schuldig werd bevonden, werd de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in de vordering tot schadevergoeding. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en sprak de verdachte vrij.