ECLI:NL:GHAMS:2020:2763

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
22 juli 2020
Publicatiedatum
22 oktober 2020
Zaaknummer
23-003827-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake diefstal bij zelfscankassa van Ikea

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 22 juli 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1976, werd beschuldigd van diefstal van winkelgoederen bij een zelfscankassa van Ikea op 18 mei 2018. De tenlastelegging betrof het wegnemen van meerdere goederen, waaronder een wandrek en wandplank, met het oogmerk om deze zich wederrechtelijk toe te eigenen. De verdachte voerde aan dat zij tijdens het afrekenen afgeleid was door haar zwangerschap en niet opzettelijk de goederen niet had afgerekend. Het hof oordeelde echter dat de verklaring van de verdachte niet aannemelijk was, gezien de camerabeelden en het aantal niet-afgerekende goederen. Het hof vernietigde het vonnis van de politierechter en verklaarde de verdachte schuldig aan diefstal. De opgelegde straf was een geldboete van € 300,00, te vervangen door zes dagen hechtenis, met de mogelijkheid om de boete in maandelijkse termijnen te voldoen. Het hof baseerde zijn beslissing op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het was begaan, en de draagkracht van de verdachte.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003827-19
datum uitspraak: 22 juli 2020
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 3 oktober 2019 in de strafzaak onder parketnummer 13-097702-18 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1976,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 8 juli 2020.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
zij op of omstreeks 18 mei 2018 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, een of meerdere winkelgoed(eren) (waaronder een wandrek en/of wandplank), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [winkel], heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Bewijsoverweging

De raadsman heeft verzocht de verdachte vrij te spreken van het aan haar tenlastegelegde feit. Hij heeft daartoe – kortgezegd – aangevoerd dat de verdachte heeft verklaard dat de situatie tijdens het afrekenen hectisch was en dat zij tijdens het afrekenen afgeleid was, onder meer veroorzaakt door haar zwangerschap. De verdachte had niet het oogmerk de niet-afgerekende artikelen zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Het hof overweegt als volgt.
Uit het dossier blijkt dat de verdachte op 18 mei 2018 de zelfscankassa van de [winkel] te Amsterdam passeert. Bij de boncontrole blijkt dat de verdachte vijf van de tien onder haar aangetroffen goederen niet heeft afgerekend, waaronder een wandrek, een wandplank en een lamp. Blijkens het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant] van het bekijken van de camerabeelden is op de beelden te zien dat de verdachte een aantal goederen, waaronder een vierkante witte doos die voorin de kar lag en een lange dunne bruine doos niet bij de zelfscankassa heeft aangeboden.
Het hof leidt uit het dossier af dat de niet-afgerekende goederen zichtbaar in de winkelkar van de verdachte lagen naast goederen die de verdachte wel heeft aangeboden bij de zelfscankassa. Gelet op
het aantal niet gescande goederen, de omvang en de waarde ervan – te weten € 174,83 – acht het hof
de verklaring van de verdachte dat zij deze pakketten door haar zwangerschap bij het scannen over het hoofd zou hebben gezien en deze dus niet opzettelijk niet heeft afgerekend, aangezien overigens iedere onderbouwing ontbreekt, niet aannemelijk geworden.
Het hof gaat aan de verklaring van de verdachte voorbij en is van oordeel dat de tenlastegelegde winkeldiefstal wettig en overtuigend kan worden bewezen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
zij op 18 mei 2018 te Amsterdam meerdere winkelgoederen (waaronder een wandrek en wandplank) toebehorende aan [winkel], heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
diefstal.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een geldboete van € 300,00, te vervangen door zes dagen hechtenis.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf
als door de rechter in eerste aanleg is opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon en de draagkracht van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een winkeldiefstal bij [winkel]. Daarmee heeft zij inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht van [winkel] en dit bedrijf schade en hinder toegebracht.
Blijkens het de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 29 juni 2020 is zij
niet eerder voor een winkeldiefstal veroordeeld.
Het hof heeft bij het bepalen van de op te leggen straf acht geslagen op de oriëntatiepunten voor straftoemeting, opgesteld door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (hierna: LOVS). Gelet op
het aantal weggenomen goederen, de waarde daarvan en de wijze waarop de goederen zijn weggenomen - te weten door bij een zelfscankassa de goederen opzettelijk niet ter betaling aan te bieden - en gelet op artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht is het hof van oordeel dat oplegging van een geldboete zoals opgelegd door de politierechter passend en geboden is. Het hof zal daarbij, zoals ter terechtzitting in hoger beroep door de raadsman is verzocht, rekening houden met de draagkracht van de verdachte
en bepalen dat zij de opgelegde geldboete in maandelijkse termijnen mag voldoen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 23, 24, 24a, 24c, 63 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Vernietigt de eerder uitgevaardigde strafbeschikking van 29 mei 2018 onder CJIB nummer 1132542003270039.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 300,00 (driehonderd euro), bij gebreke van
betaling en verhaal te vervangen door
6 (zes) dagen hechtenis.
Bepaalt dat de
geldboetemag worden voldaan in
6 (zes) termijnenvan
1 maand, elke termijn
groot
€ 50,00 (vijftig euro).
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin
zitting hadden mr. M.L. Leenaers, mr. S. Clement en mr. H.S.G. Verhoeff, in tegenwoordigheid van
mr. D. Boessenkool, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof
van 22 juli 2020.
=========================================================================
[…]