Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 29.652,31 (incl. BTW) als vergoeding voor materiële schade, bestaande uit de navolgende schadeposten:
a. Advocaatkosten€ 771,98 incl. BTW (zijnde € 638,00 excl. BTW)
Advocaatkosten€ 775,48 incl. BTW (zijnde € 641,50 excl. BTW)
Advocaatkosten€ 239,58 incl. BTW (zijnde € 198,00 excl. BTW)
Aannemer [aannemer]€ 5.524,86 incl. BTW (zijnde € 4.566,00 excl. BTW)
Loodgieter [loodgieter]€ 1.671,62 incl. BTW (zijnde € 1.464,36 excl. BTW)
Aannemer [aannemer]€ 6.097,19 incl. BTW (zijnde € 5.039,00 excl. BTW)
[bedrijf 1]€ 1.374,12 incl. BTW (zijnde € 1.135,63 excl. BTW)
[bedrijf 2]€ 3.316,51 incl. BTW (zijnde € 2.740,92 excl. BTW)
[bedrijf 3]€ 804,65 incl. BTW (zijnde € 665,00 excl. BTW)
[bedrijf 4]€ 165,88 incl. BTW (zijnde € 137,09 excl. BTW)
Advocatenkosten€ 53,24 incl. BTW (zijnde € 44,00 excl. BTW)
Huurderving€ 8.857,20 incl. BTW (zijnde € 7.320,00 excl. BTW)
De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 17.133,87.
De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de vordering tot schadevergoeding hoofdelijk zal worden toegewezen tot een bedrag van € 23.425,32, vermeerderd met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht.
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vordering, gelet op de bepleite vrijspraak van het tenlastegelegde. Subsidiair heeft hij de vordering met betrekking tot de energiekosten, de beveiligingskosten, de kosten van aannemersbedrijf [aannemer] en de gevorderde huurderving betwist en verzocht de vordering ten aanzien van de gevorderde BTW af te wijzen.
Het hof overweegt als volgt.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van
€ 5.135,89. Dit bedrag is opgebouwd als volgt:
a. a) Advocaatkosten € 638,00
b) Advocaatkosten € 641,50
c) Advocaatkosten € 198,00
g) [bedrijf 1] (28-02-2015 t/m 21-05-2015) € 736,38
h) [bedrijf 2] € 2.740,92
k) Advocatenkosten
€ 44,00
De energiekosten (post g) hebben betrekking op de periode van 27 januari 2015 tot en met 3 juni 2015
(= 128 dagen). Deze zijn, gelet op de betwisting van dit gedeelte van de vordering door de raadsman, slechts toegewezen naar evenredigheid. Nu de bewezenverklaarde periode 83 dagen in totaal betreft, komt dit uit op een totaalbedrag van (83 /128 x € 1.135,63 kosten [bedrijf 1] exclusief BTW =) € 736,38.
De verdachte is tot vergoeding van de hierboven weergegeven schade ter hoogte van € 5.135,89 gehouden zodat de vordering tot dat bedrag hoofdelijk zal worden toegewezen.
Nu de benadeelde partij een besloten vennootschap betreft en deze de BTW kan verrekenen, komt de gevorderde BTW niet voor vergoeding in aanmerking. De BTW met betrekking tot de kostenposten
a. a) (€133,98), b) (€133,98), c) (€41,58), g) (voor zover deze ziet op de t bewezenverklaarde periode van 28 februari 2015 tot en met 21 mei 2015, derhalve tot een bedrag van 83/128 x € 238,49 = € 154,64),
h) ( € 575,59), j) (€ 28,79) en k) (€ 9,24) wordt derhalve telkens afgewezen tot een totaalbedrag van
Ten aanzien van de schadeposten d) aannemer [aannemer], e) loodgieter [loodgieter], f) aannemer [aannemer] is thans onvoldoende gebleken dat de gestelde schade door het bewezenverklaarde handelen van de verdachte is veroorzaakt. De facturen zoals genoemd onder d) en e) hebben namelijk betrekking op een ander huisnummer dan het bewezenverklaarde en op de factuur onder f) is in het geheel geen adres vermeld. Nu de vordering op die onderdelen is betwist, is nadere bewijslevering nodig waarvoor in deze fase van de procedure geen plaats is, omdat het strafgeding daardoor onevenredig zou worden belast. De benadeelde partij kan daarom in zoverre in de vordering niet worden ontvangen.
Dit geldt ook voor kostenpost g) voor zover die ziet op de periode van 27 januari 2015 tot en met 27 februari 2015 onderscheidenlijk 22 mei 2015 tot en met 3 juni 2015, nu deze periodes buiten de bewezenverklaarde periode liggen. De benadeelde partij kan daarom in zoverre in de vordering niet worden ontvangen en kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Met betrekking tot de schadeposten i) beveiligingskosten en l) huurderving, is het hof van oordeel dat de vordering, gelet op de betwisting van de zijde van de verdachte, in het licht van de stellingen van de benadeelde partij, (nog) niet voor toewijzing gereed ligt. Daarvoor is nader partijdebat en nadere bewijslevering vereist. In deze fase van de procedure vindt het hof het echter een onevenredige belasting van het strafgeding om daarvoor alsnog gelegenheid te bieden. In zoverre kan de benadeelde partij dus niet in de vordering worden ontvangen en kan zij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Het hof zal de schadevergoedingsmaatregel opleggen op de hierna te noemen wijze om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed.