In reactie op de memorie van antwoord heeft de man als productie 5 bij akte indienen nadere stukken een overzicht in het geding gebracht, waaruit blijkt van de standpunten van de man naar aanleiding van de memorie van antwoord. Aan de hand van dit overzicht is met partijen ter zitting gesproken over de omvang en samenstelling van de tot de ontbonden huwelijksgemeenschap behorende huwelijkse schulden en de betalingen daarop gedaan door partijen.
Het hof gaat over tot bespreking van de door de man benoemde huwelijkse schulden, aan de hand van de 61 posten die de man heeft voorgedragen bij memorie van grieven. Daarbij stelt het hof voorop dat de man de deelvorderingen gebaseerd op de
bijlagen 1, 7, 8, 9, 12, 13, 15, 19, 26, 28, 41, 42, 43, 44, 49, 50, 51, 52, 54, 55, 56, 57, 58, 59, 60 en 61blijkens genoemde productie 5 en zijn toelichting ter zitting, heeft ingetrokken, zodat deze geen verdere bespreking behoeven.
Bijlage 2advocaatkosten zoon.
De vrouw erkent dat het een schuld van de gemeenschap betreft en dat de man deze schuld heeft voldaan. Deze vordering dient voor
€ 591,83in de (door partijen voorgestane) verrekening van door hen betaalde gemeenschapsschulden te worden betrokken.
Bijlage 3schuld Nuon.
De vrouw heeft – naar het hof begrijpt - gesteld dat deze vordering slechts voor een bedrag van € 2.295,43 dient te worden aangemerkt als gemeenschapsschuld. De vrouw heeft aangegeven dat door toedoen van de man de schuld is opgelopen tot € 4.187,13 en dat slechts € 2.295,43 aantoonbaar door de man is betaald. Zij is niet aangeschreven voor deze schuld. Het hof overweegt dat met het voorgaande vaststaat dat de schuld een gemeenschapsschuld is waarvoor partijen hoofdelijk zijn verbonden, en dat partijen in hun onderlinge verhouding deze schuld bij helfte dienen te dragen. Dat de opslag van kosten specifiek ten laste van de man zou moeten komen is een afwijking van deze hoofdregel en gelet op de beperkte stellingen van de vrouw is deze afwijking niet gerechtvaardigd. Bovendien heeft de man aan de hand van de overgelegde e-mail van 23 november 2018 van Aedizon Gerechtsdeurwaarders B.V. aangetoond dat hij het volledige bedrag heeft voldaan. Het hof stelt vast dat deze schuld voor een bedrag van
€ 4.187,13in de verrekening dient te worden betrokken.
Bijlage 4schuld KNHS.
De vrouw heeft erop gewezen dat de door de man opgevoerde schuld een schuld is van de Rijvereniging [X] . Het betreft dan ook geen gemeenschapsschuld, aldus de vrouw. De man heeft ter zitting toegelicht dat de man als bestuurder is aangesproken voor deze schuld, dat de vrouw de paardensport beoefent en dat deze aanspraak is gedaan tijdens het huwelijk van partijen.
Het hof overweegt dat uit de overgelegde stukken naar voren komt dat de man als bestuurder van de Rijvereniging [X] is aangesproken tot betaling. Daarmee is niet vastgesteld dat deze schuld als gemeenschapsschuld is aan te merken. Dat de man als bestuurder was gehouden voor deze schuld in te staan en dat als gevolg daarvan de gemeenschap voor deze schuld is verbonden is in het licht van de gemotiveerde betwisting door de vrouw niet komen vast te staan.
Bijlage 5 schuld aan ouders van de man.
De man stelt dat deze gemeenschapsschuld een schuld betreft die partijen tijdens het huwelijk zijn aangegaan bij de ouders van de man voor de aanschaf van een motor voor de auto van partijen. Deze schuld bedroeg in hoofdsom € 5.000,- en is met rente opgelopen tot € 6.200,-, aldus de man. De man stelt dat dit blijkt uit een bankafschrift waaruit volgt dat op 19 september 2007 een bedrag van € 5.000,- door zijn vader is overgemaakt op de ondernemersrekening onder vermelding van “lening”. Partijen gebruikten deze rekening als gezamenlijke rekening, aldus de man. De lening is, inclusief rente, door de man op 21 juli 2017 afbetaald waardoor de man een regresvordering op de vrouw heeft verkregen.
De vrouw heeft betwist dat een geldleenovereenkomst met de ouders van de man is gesloten, en zij heeft voorts erop gewezen dat de overboeking van € 6.200,- die de man heeft overgelegd ten bewijze van de afbetaling op de lening, is gevolgd (of voorafgegaan) door een storting van hetzelfde bedrag op de betreffende rekening van de man.
Het hof overweegt dat de man ten bewijze van het bestaan van de geldleningsovereenkomst heeft overgelegd als productie 4 een kopie van een geldleningsovereenkomst die hij op 1 mei 2017 met zijn vader heeft gesloten. In deze overeenkomst wordt melding ervan gemaakt, dat deze schuld van € 20.000,- mede dient ter aflossing van een oude schuld van 19 september 2008, en dat het bedrag van de aflossing op deze schuld direct zal worden teruggestort. Het voorgaande kan inderdaad een verklaring vormen voor de storting van € 6.200,- op de rekening van de man op 21 juli 2017 en het vervolgens betalen door de man op de door hem gestelde oude geldlening. De man heeft echter geen enkel bewijsmiddel voorgedragen waaruit het aangaan of bestaan van de geldschuld op 19 september 2008 blijkt. Deze omstandigheid klemt te meer daar het in de stellingen van de man een lening ten behoeve van de vervanging van de motor van – de hierna nader te bespreken – bedrijfsauto betrof, die door partijen in de boekhouding van de vennootschap onder firma was opgenomen.
Bijlage 6 schuld creditcard Kriek.
De vrouw heeft deze schuld erkend als gemeenschapsschuld; zij heeft echter aangegeven dat de hoogte van de schuld € 511,97 dient te zijn.
Het hof heeft ter zitting met partijen geconstateerd dat uit het door de man overgelegde creditcardoverzicht (op een na laatste blad van bijlage 6) gedateerd 26 oktober 2014 valt af te leiden dat de schuld destijds
€ 511,97bedroeg. Uitgaande van een peildatum van 1 november 2014 gaat het hof uit van dat laatste bedrag.
Bijlage 10 aanschaf energielabel A.
Deze post is akkoord tussen partijen voor een bedrag van
€ 5,-.
Bijlage 11 schuld orthodontist zoon.
De man heeft de kosten van de behandeling van de zoon van partijen bij de orthodontist – na verhoging met (buiten)gerechtelijke incassokosten – een bedrag van
€ 671,63voldaan. Hoewel de vrouw terecht erop wijst dat deze schuld is ontstaan na ontbinding van de gemeenschap, zal het hof de man toestaan deze in omvang niet betwiste schuld in de verrekening te betrekken. Het gaat hier immers om kosten voor de verzorging van de minderjarige zoon van partijen, partijen hadden een co-ouderschap en op beide partijen rust de wettelijke verplichting hiervoor in te staan.
Bijlage 14 Rijvereniging [X].
Deze schuld betreft eveneens een schuld van Rijvereniging [X] . Het hof laat deze schuld buiten beschouwing op de gronden die reeds onder “Bijlage 4” zijn besproken.
Bijlage 16 schuld Primeline 2008.
De vrouw heeft deze schuld erkend voor een bedrag van
€ 4.308,58.
Bijlage 17 schuld Primeline 2007.
De vrouw heeft erkend dat het een gemeenschapsschuld betreft. Zij heeft echter erop gewezen dat uit de bescheiden die de man heeft overgelegd slechts blijkt van betaling tot een bedrag van € 807,77 en dat ook nu nog een kredietruimte op deze creditcardrekening de man ter beschikking staat.
Het hof overweegt dat uit de door de man overgelegde stukken, mede vanwege tussentijdse storneringen en het onleesbaar maken van boekingen door deze zwart te maken, niet eenduidig kan worden opgemaakt welke omvang de schuld had op de peildatum en in hoeverre de man daarop heeft afgelost. Nu de vrouw akkoord kan gaan met een verrekening ten gunste van de man van
€ 807,77zal het hof bij dat bedrag aansluiten voor zowel de omvang op de peildatum als de betaling daarop door de man.
Bijlage 18 contributie paardrijden zoon.
De vrouw heeft deze schuld erkend voor het door de man genoemde bedrag van
€ 160,02.
Bijlage 20 schuld PWN.
De vrouw heeft erkend dat sprake is van een gemeenschapsschuld, doch zij kan zich niet vinden in de door de man opgegeven hoogte.
Uit de door de man overgelegde stukken blijkt dat de schuld vanwege incassokosten is opgelopen tot het door de man opgegeven bedrag en dat de man deze schuld in ieder geval voor het door hem opgegeven bedrag van
€ 97,38heeft voldaan. Ook hier is het hof van oordeel dat de opslag van de kosten niet specifiek ten laste van de man dient te komen. Voor de grondslag van dit oordeel verwijst het hof naar hetgeen onder “Bijlage 3” is uiteengezet. Een en ander leidt ertoe dat de vrouw ook kan worden aangesproken voor verhogingen op de hoofdsom vanwege vertraging in de betaling, nu zij geen omstandigheden heeft voorgedragen die een uitzondering op die regel rechtvaardigen.
Bijlage 21 negatief saldo en/of rekening toegedeeld aan de man.
Deze vordering van de man is akkoord tussen partijen voor het door de man aangegeven bedrag van
€ 31,53.
Bijlage 22 debetsaldo betaalrekening partijen.
De man heeft gesteld dat partijen op de peildatum een debetstand hadden op een gezamenlijke rekening, waarvan een bedrag van € 712,19 ter gelegenheid van de overdracht van de voormalige echtelijke woning is afgelost. Een en ander zou volgen uit de aflosnota. De man heeft het andere deel van deze schuld voldaan en hij wenst een bedrag van € 889,31 in de verrekening te betrekken.
De vrouw heeft aangevoerd dat het gehele debetsaldo bij de overdracht van de woning is ingelost en zij heeft daarbij verwezen naar een door haar overgelegde afrekening van de notaris.
Het hof stelt vast dat uit het door de man overgelegde financieel jaaroverzicht 2014 volgt dat destijds een debetsaldo bestond van € 1.601,51. Uit de door de vrouw overgelegde afrekening van de notaris blijkt dat bij de aflossing hypotheek de bank partijen onder meer een bedrag van € 1.108,34 in rekening heeft gebracht uit hoofde van “achterstanden”, alsmede een bedrag van € 2.562,19 uit hoofde van “Overige kosten”. Het saldo van de afrekening is tussen partijen gedeeld. Bij gebreke van een toelichting van de zijde van de man kan het hof de juistheid van de stelling van de man, die erop neerkomt dat hij meer dan zijn aandeel in de schuld van € 1.601,51 heeft betaald, niet vaststellen. Het hof neemt deze schuld dan ook niet mee voor de oorspronkelijke hoofdsom en zal deze niet verder in de verrekening betrekken nu het hof ervan uitgaat dat deze schuld bij de afrekening is voldaan en door ieder van partijen voor € 800,75 is gedragen.
Bijlage 23 schuld PWN.
Deze post is tussen partijen akkoord; de man heeft een bedrag van
€ 106,90op een gemeenschapsschuld voldaan.
Bijlage 24 schuld Van den Ham.
De man heeft deze schuld ter zitting nader toegelicht. Het zou gaan om achterstallige betalingen op een onderhoudscontract voor de C.V.-installatie van de echtelijke woning. De vrouw heeft bestreden dat partijen deze schuld hadden en zij heeft erop gewezen dat de door de man overgelegde stukken niet aansluiten, in die zin dat niet kan worden vastgesteld dat een betaling heeft plaatsgevonden op de door de man gestelde gemeenschapsschuld.
Het hof volgt de vrouw in deze laatste stelling. De man heeft een sommatie van 11 augustus 2015 overgelegd ten bedrage van € 316,45 (en bij niet betaling binnen drie dagen van € 376,52). De overboeking die de man daarbij heeft gevoegd betreft een bedrag van € 359,89 van 15 juni 2016. Nu het hof bovendien niet kan vaststellen dat het betaaladres aansluit bij de genoemde sommatie, kan evenmin worden vastgesteld dat het een gemeenschapsschuld betreft en dat de man de betreffende schuld ten behoeve van de gemeenschap heeft voldaan.
Bijlage 25 schuld orthodontist zoon.
De vrouw heeft de betreffende schuld erkend voor een bedrag van € 131,-, maar het hof zal bij die stand van zaken uitgaan van het door de man opgegeven bedrag van
€ 131,48.
Bijlage 27 schuld North West.
De man heeft de vordering ter zitting aldus nader toegelicht dat het de uitvaartverzekering van partijen betreft, die de man kort na het uiteengaan van partijen voor partijen gezamenlijk heeft voldaan. Nu de vrouw niet heeft betwist dat het de kosten van de uitvaartverzekeraar North West betreft en het een betaling van een verzekering betreft die - als onvoldoende betwist - betrekking heeft op dan wel voortvloeit uit de huwelijkse periode, dient de vordering voor het door de man gestelde bedrag van
€ 59,26in de verrekening te worden betrokken.
Bijlage 29 tot en met 31 en 34 tot en met 39 eigenaarslasten woning.
De man legt aan deze vorderingen ten grondslag dat hij de eigenaarslasten van de voormalige echtelijke woning is blijven voldoen, welke kosten ten laste van partijen gezamenlijk zouden dienen te komen.
De vrouw heeft als verweer aangevoerd dat de man de echtelijke woning is blijven gebruiken, dat partijen de afspraak hadden dat de man alle lasten zou voldoen en dat de man dan ook is gehouden deze kosten te dragen. De man heeft betwist dat partijen hebben afgesproken dat de man álle lasten van de voormalige echtelijke woning zou dragen. De man zou de hypotheeklasten dragen en dat heeft hij gedaan, zo stelt hij.
Het hof overweegt dat de vrouw als mede-eigenaar in beginsel jegens de man als mede-eigenaar is gehouden de aan de woning verbonden lasten mede te dragen in verhouding tot haar mede-eigendom. De vrouw stelt dat partijen een afwijkende afspraak hebben gemaakt, maar de man heeft betwist dat partijen ooit een dergelijke verdergaande afspraak hebben gemaakt, anders dan de betaling van de hypotheek(rente)lasten. Bij gebreke van nadere en concreet onderbouwde feiten en omstandigheden die tot de vaststelling van het bestaan van de door de vrouw gestelde afspraak zouden kunnen leiden, gaat het hof aan het standpunt van de vrouw voorbij. Dit betekent dat de vrouw is gehouden bij helfte bij te dragen in de door de man gestelde en niet in omvang door de vrouw bestreden kosten van genoemde posten, derhalve een bedrag van (bijlage 29)
€ 67,03, (bijlage 30)
€ 73,08, (bijlage 31)
€ 40,00, (bijlage 34)
€ 285,08, (bijlage 35)
€ 300,-, (bijlage 36)
€ 325,70, (bijlage 37)
€ 83,26, (bijlage 38)
€ 95,-en (bijlage 39)
€ 109,85.
Bijlage 32 lokale heffingen woning.
De man stelt een bedrag van € 1.550,54 te hebben voldaan. De vrouw erkent dat sprake is van een gemeenschapsschuld. Zij heeft echter aangegeven dat de vordering € 1.454,54 zou bedragen. Uit de door de man overgelegde stukken blijkt echter dat er beslag is gelegd op roerende zaken en dat de executieverkoop is aangekondigd, waardoor extra kosten in rekening zijn gebracht. Daarmee is de vordering opgelopen tot € 1.550,54 en de man heeft dat bedrag blijkens het door hem overgelegde bankafschrift op 27 september 2015 betaald. De vrouw dient deze hoofdelijke schuld ad
€ 1.550,54bij helfte te dragen.
Bijlage 33 gemeentelijke belastingen woning.
De vrouw heeft deze schuld tot een bedrag van € 632,76 erkend als door de man betaalde gemeenschapsschuld. Uit de door de man overgelegde stukken blijkt echter dat vanwege explootkosten en beslagkosten de vordering is opgelopen tot € 762,76. Het hof gaat dan ook uit van betaling door de man van de gehele schuld van
€ 762,76.
Bijlage 40 schuld Wehkamp.
Ter zitting is met partijen besproken dat op deze schuld aan Wehkamp door de man is betaald
€ 600,-en door de vrouw het restantbedrag van
€ 4.548,68.
Bijlagen 45 tot en met 48 schuld Visa.
De man stelt dat hij een Visacardschuld van partijen van € 5.672,27 op de peildatum heeft afbetaald door over het jaar 2014 een bedrag van € 525,- (bijlage 45), over het jaar 2015 een bedrag van € 1.750,- (bijlage 46), over het jaar 2016 een bedrag van € 1.950,- (bijlage 47) en over het jaar 2017 een bedrag van € 2.820,38 (bijlage 48) te betalen.
De vrouw heeft bij memorie van antwoord erkend dat het een gemeenschapsschuld betreft en daarbij bedragen genoemd die wat betreft bijlage 46, 47 en 48 corresponderen met het door de man opgevoerde bedrag. Ten aanzien van bijlage 45 heeft de vrouw zich kennelijk vergist, want daar heeft zij een veel te hoog bedrag aan schuld opgegeven van € 5.388,18, hetgeen de man ook ter zitting heeft erkend.
Het hof overweegt met betrekking tot de omvang van de hoofdsom op de peildatum dat uit de stukken die de man heeft overgelegd, met name de bijlage 45 en de daarin opgenomen sommatiebrief van International Card Services van 5 november 2014 waarop de man ter zitting heeft gewezen, valt af te leiden dat de hoofdsom van de schuld op de 5e november 2014 € 5.672,27 bedroeg. Verder staat vast dat de man op deze hoofdsom en de tussentijds nog verschenen rente heeft afgelost. De bedragen die volgen uit de bankafschriften en/of overzichten in de betreffende bijlage 45 zijn € 525,- over 2014, uit de bijlage 46 € 1.750,- over 2015, bijlage 47 heeft de vrouw akkoord gegeven voor een bedrag van € 1.950,- over 2016, , en uit de bijlage 48 blijkt van het door de man gestelde bedrag van € 2.820,38. Dit alles brengt mee dat bij de verrekening van de schulden uit hoofde van deze Visacardschuld rekening dient te worden gehouden met het door de man voor de gemeenschap betaalde schuld van totaal (€ 525,- + € 1.750,- + € 1.950,- + € 2.820,38,-)
€ 7.045,38.
Bijlage 53 lokale heffingen woning.
De vrouw heeft deze schuld ten bedrage van
€ 59,-erkend als gemeenschapsschuld die door de man is gedragen, zodat deze in de verrekening dient te worden betrokken.