ECLI:NL:GHAMS:2020:2945

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
3 november 2020
Publicatiedatum
4 november 2020
Zaaknummer
200.269.899/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie bij vertraging van vluchten en stelplicht in het kader van Europese verordening 261/2004

In deze zaak heeft Airhelp Limited, een vennootschap naar buitenlands recht gevestigd in Hong Kong, hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de kantonrechter in Amsterdam. De zaak betreft een vordering tot compensatie op basis van de Europese verordening 261/2004, die betrekking heeft op de rechten van luchtreizigers bij instapweigering en vertraging. De passagiers hadden een bevestigde boeking bij Delta Air Lines, maar de laatste vlucht naar Kilimanjaro werd uitgevoerd door KLM, waarbij hen de toegang tot de vlucht werd geweigerd. Airhelp vorderde compensatie van KLM, maar de kantonrechter wees de vordering af, wat leidde tot het hoger beroep.

Tijdens de zitting van 8 juni 2020 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht. Airhelp stelde dat de passagiers recht hadden op compensatie van € 3.600,- vanwege de vertraging van meer dan drie uur. KLM betwistte de vordering en voerde aan dat de passagiers geen rechtsgeldig vorderingsrecht hadden overgedragen aan Airhelp. Het hof oordeelde dat Airhelp voldoende bewijs had geleverd dat de vorderingen aan haar waren overgedragen, ondanks de betwisting door KLM.

Het hof concludeerde dat de grief van Airhelp faalde, omdat de toepasselijkheid van de verordening 261/2004 niet van toepassing was, gezien de omstandigheden van de vlucht en de boeking. Het hof bekrachtigde het vonnis van de kantonrechter en veroordeelde Airhelp in de kosten van het hoger beroep. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor luchtreizigers om hun rechten te begrijpen en de stelplicht bij het indienen van vorderingen.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.269.899/01
zaaknummer rechtbank Amsterdam : 7495307 CV EXPL 19-2415
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 3 november 2020
inzake
de vennootschap naar buitenlands recht
AIRHELP LIMITED,
gevestigd te Hong Kong,
appellante,
advocaat: mr. D.E. Lof te Nieuw-Vennep,
tegen
KONINKLIJKE LUCHTVAART MAATSCHAPPIJ N.V.,
gevestigd te Amstelveen,
geïntimeerde,
advocaat: mr. M. Lustenhouwer te Rotterdam.

1.Het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna Airhelp en KLM genoemd.
Airhelp is bij dagvaarding van 19 november 2019 in hoger beroep gekomen van een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam (hierna: de kantonrechter) van 3 september 2019, onder bovenvermeld zaaknummer gewezen tussen Airhelp als eiseres en KLM als gedaagde.
De appeldagvaarding, met één productie, bevat tevens de (enige) grief. Airhelp heeft in die dagvaarding geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en haar vordering alsnog zal toewijzen, met - uitvoerbaar bij voorraad - veroordeling van KLM in de kosten van het geding in beide instanties.
KLM heeft een memorie van antwoord genomen waarin zij - zo verstaat het hof - concludeert tot bekrachtiging, met - uitvoerbaar bij voorraad - veroordeling van Airhelp in de kosten van het hoger beroep, met nakosten.
Partijen hebben de zaak ter zitting van 8 juni 2020 doen bepleiten, Airhelp door mr. Lof voornoemd en KLM door mr. Lustenhouwer voornoemd, ieder aan de hand van aantekeningen die zijn overgelegd.
Ten slotte is arrest gevraagd.
Beide partijen hebben in hoger beroep bewijs van hun stellingen aangeboden.

2.Feiten

Als enerzijds gesteld en anderzijds niet betwist, is het volgende komen vast te staan.
2.1.
[passagier 1] , [passagier 2] , [passagier 3] , [passagier 4] , [passagier 5] en [passagier 6] (hierna: de passagiers) hadden bij Delta Air Lines, een Amerikaanse luchtvaartmaatschappij (hierna Delta) een bevestigde boeking voor de volgende vluchten:
- DL 2466 Phoenix, VS (“PHX”) - Atlanta, VS (“ATL”) op 25 juni 2018;
- DL 70 Atlanta - Amsterdam (“AMS”) met vertrek op 25 juni 2018 en aankomst op 26 juni 2018;
- DL 9349 Amsterdam - Kilimanjaro, Tanzania (“JRO”) op 26 juni 2018.
2.2.
Het laatste gedeelte van de vlucht (Amsterdam-Kilimanjaro) is uitgevoerd door KLM onder vluchtnummer KL 571.
2.3.
Airhelp heeft compensatie van KLM gevorderd, welke tot op heden niet is betaald.

3.Beoordeling

3.1.
In eerste aanleg heeft Airhelp gevorderd dat de rechtbank, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, KLM veroordeelt, samengevat:
1. tot betaling van € 3.600,- vermeerderd met de wettelijke rente;
2. tot betaling van de buitengerechtelijke kosten van € 540,-;
3. tot betaling van de kosten van dit geding, met wettelijke rente.
Aan deze vordering heeft Airhelp ten grondslag gelegd dat de passagiers op een door KLM uitgevoerde vlucht (KL 571) vertraging hebben opgelopen omdat hen de toegang tot de vlucht is geweigerd, waardoor zij met meer dan drie uur vertraging op de eindbestemming (Kilimanjaro) zijn aangekomen.
3.2.
De kantonrechter heeft de vordering afgewezen en Airhelp in de proceskosten veroordeeld.
3.3.
Tegen deze beslissing en de daaraan ten grondslag gelegde motivering komt Airhelp op in hoger beroep onder aanvoering van één grief.
3.4.
KLM heeft betwist dat de passagiers het beweerdelijk aan hen toekomende vorderingsrecht rechtsgeldig hebben overgedragen aan Airhelp. Ter onderbouwing van de vordering worden slechts een
assignment formen een boekingsbevestiging overgelegd. Weliswaar heeft Airhelp in eerste aanleg (doch eerst bij repliek) kopieën van paspoorten overgelegd, maar drie
assignment formszijn door dezelfde persoon getekend. Van KLM kan niet gevergd worden dat zij zelf contact opneemt met de passagiers om te verifiëren of de passagiers het vorderingsrecht hebben overgedragen en op zoek gaat naar de ontbrekende informatie. Daar komt bij dat het opnemen van contact vaak hoe dan ook niet mogelijk is omdat KLM niet beschikt over de contactgegevens van de passagiers, er onvoldoende gegevens zijn aangeleverd, namen niet juist zijn gespeld of onjuiste vlucht informatie is aangeleverd, aldus steeds KLM.
3.5.
Het hof overweegt als volgt. Bij gelegenheid van de regiezitting is met partijen afgesproken dat het hof zich, in een door partijen daartoe uit te zoeken “
bare minimum” zaak uit de grote hoeveelheid beschikbare zaken, (mede) zou uitlaten over de vraag, of Airhelp had voldaan aan haar stelplicht, inclusief de onderbouwing met stukken. In deze zaak heeft Airhelp zich tot het minimum beperkt, doch wel de
assignment formsvan de zes passagiers overgelegd, alsmede (bij repliek) kopieën van hun paspoorten.
De
assignment formsluiden steeds:
The client hereby assigns to AirHelp full ownership and legal title to his/her Claim pursuant to Regulation 261/04 and the Montreal Convention 1999 in relation to the above operated flight(s) identified by the booking reference pursuant to the T&C.
The Client authorizes AirHelp to request the operating carrier not to process his/her personal data in relation to the Claim pursuant to applicable personal data protection laws, except only to verify the Claim.
The Client understands that this means that he/she cannot accept any direct contact or payment from the operating carrier.
If the assignment pursuant to this assignment form is declared invalid for any reason, the assignment form shall be considered a power of attorney granted by the Client to AirHelp, pursuant to which AirHelp is granted exclusive power, with full substitution right, to
- represent the Client legally before third parties in relation to the Claim;
- obtain every type of information required, as well as to initiate information requests with respect to any civil or administrative law proceeding and to initiate complaints with the respective courts or administrative bodies responsible for the enforcement of air passenger rights regulation on behalf of the Client;
- initiate, conduct and undertake every type of negotiations as well as legal - judicial and extrajudicial - measures appropriate to collect Client's Claim from the operating carrier;
- request the operating carrier not to process his/her personal data in relation to the Claim pursuant to applicable personal data protection laws, except only to verify the Claim;
- collect and receive payments in relation to the Claim on the Client’s behalf.
3.6.
Met de overlegging van het desbetreffende
assignment formen een kopie van het paspoort per passagier heeft Airhelp voldoende feiten en omstandigheden aangevoerd die het oordeel kunnen dragen dat de vorderingen van de passagiers aan haar zijn overgedragen. KLM heeft onvoldoende gemotiveerd aangevoerd dat (naar enig in aanmerking komend recht) op redelijke gronden moet worden betwijfeld dat zij door betaling aan Airhelp van haar betalingsverplichting zal zijn bevrijd (dan wel, in voorkomend geval, dat zodanige onzekerheid bestaat dat zij betaling kan opschorten), vgl. ECLI:NL:GHAMS:2020:713, rov. 4.10. Ook de omstandigheid dat een passagier het formulier voor twee medepassagiers heeft ondertekend brengt in dit geval geen redelijke grond voor dergelijke twijfel met zich, nu mede uit de overgelegde paspoorten genoegzaam volgt dat de moeder als wettelijk vertegenwoordiger namens haar (minderjarige) kinderen heeft getekend. Overigens heeft te gelden dat voor zover KLM de authenticiteit van de handtekening(en) betwist op haar de stelplicht en bewijslast rusten. Gelet op het voorgaande dient het ervoor te worden gehouden dat Airhelp vorderingsgerechtigd is.
3.7.
Uit de inleidende dagvaarding (onder 2. en 7.) volgt dat Airhelp compensatie vordert omdat de passagiers als gevolg van de instapweigering met meer dan drie uur vertraging op de eindbestemming (Kilimanjaro) zijn aangekomen. De afstand van de totale reis bedraagt 6.900 km zodat de passagiers uit hoofde van art. 7 Verordening (EG) 261/2004 van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: Verordening 261/2004) recht hebben op een vergoeding van € 3.600,- (6 x € 600,-). De appeldagvaarding noemt als grondslag voorts annulering, maar die vermelding berust kennelijk op een misslag, zodat deze grondslag en het daartegen gevoerde verweer geen verdere bespreking behoeven.
3.8.
KLM heeft zich op het standpunt gesteld dat Verordening 261/2004 toepassing mist, onder verwijzing naar het bepaalde in art. 3 lid 1 Verordening 261/2004 en rechtspraak van het Europese Hof van Justitie.
Vast staat dat de passagiers beschikten over een bevestigde boeking bij Delta (bijl. 1 bij inleidende dagvaarding), waarbij het ging om rechtstreeks aansluitende vluchten waarvan de aanvankelijke plaats van vertrek en de eindbestemming beide buiten de Europese Unie gelegen waren. In dat geval is Verordening 261/2004 niet van toepassing (art. 3 lid 1 van de verordening, vgl. HvJ EU 11 juli 2019, C.S. c.s., C-502/18, rechtsoverweging 16). In het midden kan blijven of de passagiers een vervoersovereenkomst met KLM hadden, zoals Airhelp stelt en KLM betwist. Immers, nu de eindbestemming niet een luchthaven was op het grondgebied van een lidstaat waarop het Verdrag (VWEU) van toepassing is, is art. 3 lid 1 onder b ook niet van toepassing als KLM, als communautaire vervoerder, wel partij was.
3.9.
Het voorgaande brengt met zich dat de grief faalt. Het vonnis waarvan beroep zal worden bekrachtigd. Airhelp zal als in het ongelijk gestelde partij worden verwezen in de kosten van het geding in hoger beroep.

4.Beslissing

Het hof:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;
veroordeelt Airhelp in de kosten van het geding in hoger beroep, tot op heden aan de zijde van KLM begroot op € 741,- aan verschotten en € 1.518,- voor salaris en op € 157,- voor nasalaris, te vermeerderen met € 82,- voor nasalaris en de kosten van het betekeningsexploot ingeval betekening van dit arrest plaatsvindt;
verklaart deze veroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. P.F.G.T. Hofmeijer-Rutten, D. Kingma en W.A.H. Melissen en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 3 november 2020.