ECLI:NL:GHAMS:2020:2971
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Verdeling van huwelijksgoederengemeenschap en toepasselijkheid van het Haags Huwelijksvermogensverdrag in een echtscheidingszaak met onroerende zaken in Iran
In deze zaak gaat het om de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap tussen een vrouw en een man na hun echtscheiding. De vrouw is in hoger beroep gekomen van een vonnis van de rechtbank Amsterdam, waarin de rechtbank heeft geoordeeld dat de panden in Iran tot de ontbonden huwelijksgoederengemeenschap behoren en dat de vrouw aan de man een bedrag van € 110.000,- moet betalen wegens overbedeling. De vrouw betwist dit en stelt dat ook de woning in Nederland tot de gemeenschap behoort. De rechtbank heeft geoordeeld dat het huwelijksvermogensregime van partijen wordt beheerst door het Iraanse recht bij aanvang van het huwelijk, maar dat dit is gewijzigd naar Nederlands recht toen de vrouw in Nederland bij de man kwam wonen. De vrouw heeft negen grieven ingediend tegen de beslissing van de rechtbank, maar het hof oordeelt dat de grieven falen. Het hof bevestigt dat de panden in Iran tot de gemeenschap behoren en dat de vrouw de verplichting heeft om de man te vergoeden voor overbedeling. Het hof bekrachtigt het vonnis van de rechtbank en compenseert de proceskosten in hoger beroep, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.