Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
Drank / stimulerende middelen
3.Beoordeling
grief IIheeft Menzies betoogd dat de kantonrechter de arbeidsovereenkomst vanwege verwijtbaar handelen of nalaten van [geïntimeerde] had moeten ontbinden. Menzies heeft daartoe aangevoerd dat [geïntimeerde] is te verwijten dat hij in strijd met het zerotolerance-beleid van Menzies heeft toegestaan dat verschillende van de medewerkers aan wie hij leiding gaf onder werktijd alcohol bij zich hadden en hebben gedronken in de eetruimte en dat hij een van de medewerkers die alcohol had gedronken heeft opgedragen dan wel heeft toegestaan om werkzaamheden op het platform te verrichten.
Grief IVfaalt eveneens.
grief VIIIheeft Menzies aangevoerd dat de kantonrechter ten onrechte voorbij is gegaan aan haar bewijsaanbod. Wat hiervan ook zij, het bewijsaanbod van Menzies in hoger beroep ziet niet op feiten en omstandigheden die indien bewezen tot een ander oordeel kunnen leiden. Grief VIII treft geen doel.
de grieven 1, 2 en (deels) 5heeft [geïntimeerde] betoogd dat aan hem een billijke vergoeding dient te worden toegekend. Volgens [geïntimeerde] heeft Menzies een ramkoers gekozen door zonder goede reden te streven naar beëindiging van het dienstverband van [geïntimeerde] met de inzet aan [geïntimeerde] zijn recht op de transitievergoeding te ontzeggen. Hierdoor is de arbeidsverhouding tussen partijen verstoord geraakt. Dit alles is aan te merken als ernstig verwijtbaar handelen van Menzies. De gevolgen van de beëindiging van het dienstverband dienen volgens [geïntimeerde] daarom in redelijkheid voor rekening en risico van Menzies te komen in de vorm van een billijke vergoeding.
V en VIIin principaal appel en
3 tot en met (deels) 5in incidenteel appel) die tot dat betoog leiden, falen.