ECLI:NL:GHAMS:2020:3126

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
8 oktober 2020
Publicatiedatum
18 november 2020
Zaaknummer
23-003540-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in zaak van schuldheling van gestolen fiets

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 8 oktober 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in Iran in 1987, had hoger beroep ingesteld tegen een eerdere veroordeling voor schuldheling van een gestolen fiets. De tenlastelegging betrof de verwerving van een zwarte damesfiets van het merk Gazelle op 30 maart 2019, waarbij de verdachte zou hebben geweten of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof. Tijdens de zitting in hoger beroep op 24 september 2020 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, evenals de verdediging van de verdachte.

Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte de fiets had gekocht van een persoon die deze op een Facebookgroep had aangeboden. De advocaat-generaal vorderde een voorwaardelijke geldboete van 300 euro, maar het hof kwam tot de conclusie dat de verdachte niet wist dat de fiets gestolen was. Het hof oordeelde dat er geen bewijs was dat de verdachte op de hoogte was van de criminele herkomst van de fiets en dat hij niet in strijd had gehandeld met de onderzoeksplicht die bij dergelijke aankopen geldt. De omstandigheden, zoals het intacte slot en de originele sleutel, versterkten de conclusie dat de verdachte niet onvoorzichtig had gehandeld.

Uiteindelijk heeft het hof het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde schuldheling. Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, en de voorzitter was buiten staat om het arrest mede te ondertekenen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003540-19
datum uitspraak: 8 oktober 2020
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 17 september 2019 in de strafzaak onder parketnummer 13-075392-19 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Iran) op [geboortedag] 1987,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 24 september 2020 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 30 maart 2019 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, een goed te weten een (zwarte dames)fiets (van het merk: Gazelle) heeft verworven, voorhanden gehad, en/of overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof met betrekking tot de bewijsvraag tot een andere beslissing komt dan de politierechter.

Vordering van het openbaar ministerie

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte ter zake van het (impliciet) subsidiair tenlastegelegde (schuldheling) zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke geldboete van 300 euro, subsidiair 6 dagen hechtenis, met een proeftijd van 2 jaren.

Vrijspraak

De verdachte heeft op 30 maart 2019 in Amsterdam een zwarte damesfiets gekocht van een persoon die het rijwiel op internet via de [groep]” had aangeboden. Deze fiets bleek te zijn gestolen van [slachtoffer]. Het hof is met de advocaat-generaal en de raadsvrouw van oordeel dat in het dossier en de door de verdachte afgelegde verklaringen geen enkel aanknopingspunt kan worden gevonden voor de gedachte dat de verdachte ten tijde van het voorhanden krijgen van de fiets wist van die criminele komaf, zodat niet bewezen kan worden dat de verdachte zich aan de primair tenlastegelegde opzetheling van de fiets heeft schuldig gemaakt.
De vervolgvraag is of de verdachte redelijkerwijs had kunnen vermoeden dat de fiets van diefstal afkomstig was. Het hof beantwoordt die vraag ontkennend. Met de raadsvrouw is het hof namelijk van oordeel dat uit het dossier niet zonder meer kan worden afgeleid dat de verdachte ten tijde van het voorhanden krijgen van de fiets in die mate is tekortgeschoten in de bij dergelijke aankopen geldende onderzoeksplicht dat hij met de voor schuldheling vereiste aanmerkelijke onvoorzichtigheid heeft gehandeld. Daarbij betrekt het hof mede dat:
( i) de vraagprijs van de fiets – die in een goede staat verkeerde – weliswaar als relatief laag kan worden aangemerkt, maar dat op de website van de Facebookgroep vaker fietsen die in een min of meer dezelfde staat verkeren met een vergelijkbare vraagprijs worden aangeboden, zoals onder meer blijkt uit de door de raadsvrouw aan het hof overgelegde stukken;
(ii) het hoefijzerslot van de fiets niet was verbroken;
(iii) de fiets aan de verdachte was geleverd met de originele sleutel van het slot;
(iii) de verdachte met de verkoper voor de levering had afgesproken voor zijn eigen woning;
(iv) de verdachte het profiel van de verkoper (grondig) had gecontroleerd om zich ervan te vergewissen dat het geen ‘nepaccount’ betrof;
( v) het uiterlijk van de persoon op de foto van het account ook daadwerkelijk overeen bleek te komen met degene die de fiets aan de verdachte had verkocht.
De subsidiair tenlastegelegde schuldheling kan dus evenmin wettig en overtuigend worden bewezen.
Gelet op het voorgaande zal de verdachte integraal van het hem tenlastegelegde worden vrijgesproken.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Vernietigt de eerder uitgevaardigde strafbeschikking van 8 april 2020 onder CJIB -nummer 8132 5420 0354 3210.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. J.W.P. van Heusden, mr. C.N. Dalebout en mr. J.J.I. de Jong, in tegenwoordigheid van S. Abelsma, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 8 oktober 2020.
De voorzitter is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
========================================================================
[…]