ECLI:NL:GHAMS:2020:3129

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
8 oktober 2020
Publicatiedatum
18 november 2020
Zaaknummer
23-002914-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake het voorhanden hebben van harddrugs met betrekking tot cocaïne en MDMA

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 8 oktober 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was beschuldigd van het opzettelijk voorhanden hebben van harddrugs, specifiek cocaïne en MDMA, op twee verschillende data in Amsterdam. De tenlastelegging omvatte in zaak A het voorhanden hebben van ongeveer 1,37 gram cocaïne op 3 april 2019 en in zaak B het voorhanden hebben van ongeveer 15,55 tabletten MDMA en 0,97 gram MDMA en 0,72 gram cocaïne op 29 december 2018. Het hof heeft vastgesteld dat de politierechter ten onrechte een kwalificatieve zinsnede in de bewezenverklaring heeft opgenomen, wat niet relevant is voor de bewijsvraag. Het hof heeft de eerdere uitspraak vernietigd en de verdachte schuldig bevonden aan de tenlastegelegde feiten, maar heeft de verdachte vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten. De verdachte is veroordeeld tot een taakstraf van 80 uren, subsidiair 40 dagen hechtenis. Het hof heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, evenals met de volksgezondheid.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002914-19
datum uitspraak: 8 oktober 2020
TEGENSPRAAK (raadsman gemachtigd)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 30 juli 2019 in de gevoegde strafzaken onder de parketnummers 13-079766-19 (zaak A) en 13-030044-19 (zaak B) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1999,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 24 september 2020 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlasteleggingen

Aan de verdachte is tenlastegelegd
in zaak A dat:hij op of omstreeks 3 april 2019 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk aanwezig heeft gehad (in totaal) ongeveer 1,37 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
en in zaak B dat:hij op of omstreeks 29 december 2018 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 15,55 tabletten/pillen en/of 0,97 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA en/of ongeveer 0,72 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde MDMA en/of cocaïne (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter en het vonnis een beslissing omtrent de strafbaarheid van het bewezenverklaarde ontbeert. Het hof wijst er voorts nog op dat een bij Opiumwetdelicten vaak in de tenlastelegging opgenomen passage als “…zijnde een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I/II” moet worden beschouwd als een louter kwalificatieve zinsnede, die geen deel uitmaakt van de omschrijving van het feit, zodat de bewijsvraag daarop geen betrekking heeft. De politierechter heeft in de onderhavige zaak dan ook ten onrechte een dergelijke passage opgenomen in de bewezenverklaring.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in zaak A en in zaak B tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
zaak Ahij op 3 april 2019 te Amsterdam opzettelijk aanwezig heeft gehad in totaal ongeveer 1,37 gram van een materiaal bevattende cocaïne.
zaak Bhij op 29 december 2018 te Amsterdam opzettelijk aanwezig heeft gehad tabletten en 0,97 gram van een materiaal bevattende MDMA en ongeveer 0,72 gram van een materiaal bevattende cocaïne.
Hetgeen in zaak A en in zaak B meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het in zaak A en in zaak B bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het in zaak A bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Het in zaak B bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het in zaak A en in zaak B bewezenverklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.
Oplegging van straf
De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 80 uren, subsidiair 40 dagen hechtenis.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg is opgelegd.
De raadsman van de verdachte heeft het hof ter terechtzitting in hoger beroep verzocht bij de strafoplegging rekening te houden met de tijd die sinds het tenlastegelegde is verstreken en het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich op twee verschillende data schuldig gemaakt aan het opzettelijk aanwezig hebben van hoeveelheden harddrugs. Daarbij ging het om cocaïne en/of MDMA (xtc). Cocaïne en MDMA zijn voor de gezondheid van gebruikers daarvan schadelijke stoffen. Dergelijke middelen vormen een ernstig gevaar voor de volksgezondheid en het gebruik ervan is bezwarend voor de samenleving. Het bezit van harddrugs dient dan ook krachtig te worden bestreden.
Het hof heeft bij het bepalen van de soort en de omvang van de aan de verdachte op te leggen straf gelet op de straffen die in soortgelijke gevallen plegen te worden opgelegd. In het licht daarvan is een taakstraf van enige omvang naar het oordeel van het hof op zijn plaats. Het hof ziet in de relatief korte tijd die sinds de pleegdata van de aan de orde zijnde feiten is verstreken geen aanleiding deze straf te matigen. Het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht noopt ook niet tot een andere uitkomst.
Het hof acht, alles afwegende, een taakstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf zijn gegrond op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en de artikelen 22c, 22d, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in zaak A (met parketnummer
13-079766-19) en in zaak B (met parketnummer 13-030044-19) tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in zaak A en in zaak B bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
80 (tachtig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
40 (veertig) dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. C.N. Dalebout, mr. J.J.I. de Jong en mr. J.W.P. van Heusden, in tegenwoordigheid van S. Abelsma, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 8 oktober 2020.
De jongste raadsheer is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]