ECLI:NL:GHAMS:2020:3130

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
8 oktober 2020
Publicatiedatum
18 november 2020
Zaaknummer
23-002794-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis kantonrechter inzake overtreding gebiedsverbod en toepassing artikel 9a Sr

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 8 oktober 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 6 juni 2019 was gewezen. De verdachte, geboren in 1999, was in eerste aanleg bij verstek veroordeeld. Het hof heeft vastgesteld dat de dagvaarding niet rechtsgeldig aan de verdachte zelf was betekend, maar aan een huisgenoot. Hierdoor was het hoger beroep tijdig ingesteld en was de verdachte ontvankelijk in zijn beroep. De tenlastelegging betrof het zich ophouden op de Oudezijds Achterburgwal in Amsterdam met de intentie om middelen als bedoeld in de Opiumwet te kopen of aan te bieden. Het hof heeft geoordeeld dat de verdachte het tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen heeft geacht, maar heeft de verdachte vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten. De strafbaarheid van de verdachte werd niet uitgesloten, maar het hof besloot geen straf of maatregel op te leggen, onder verwijzing naar eerdere veroordelingen van de verdachte en de toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht. Het vonnis van de kantonrechter werd vernietigd en het hof deed opnieuw recht.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002794-19
datum uitspraak: 8 oktober 2020
TEGENSPRAAK (raadsman gemachtigd)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam van 6 juni 2019 in de strafzaak onder parketnummer 13-045953-19 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1999,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 24 september 2020.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep

De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in het hoger beroep, nu het hoger beroep te laat is ingesteld.
Het hof overweegt als volgt.
De verdachte is in eerste aanleg gedagvaard om op 6 juni 2019 te verschijnen ter terechtzitting van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam. De dagvaarding is op 8 mei 2019 rechtsgeldig betekend aan een ‘huisgenoot’(een persoon als bedoeld in artikel 588, derde lid aanhef onder a, Wetboek van Strafvordering) van de verdachte, maar niet aan de verdachte in persoon.
De verdachte is op 6 juni 2019 bij verstek veroordeeld. Dit verstekvonnis is op 25 juni 2019 rechtsgeldig betekend aan een ‘huisgenoot’ van de verdachte, en dus wederom niet aan de verdachte in persoon.
De verdachte heeft tegen dit vonnis op 22 juli 2019 hoger beroep laten instellen. Niet is gebleken dat de verdachte in de periode gelegen tussen de rechtsgeldige betekening van het vonnis en het instellen van het hoger beroep eerder of anderzijds bekend is geraakt met (de inhoud van) het vonnis.
Gelet hierop is het hoger beroep tijdig ingesteld en is hij daarin ontvankelijk.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 09 februari 2019 te Amsterdam zich op en/of aan de weg, te weten de Oudezijds Achterburgwal heeft opgehouden, terwijl aannemelijk is, dat zulks gebeurde om middelen als bedoeld in art. 2 of 3 van de Opiumwet althans daarop gelijkende waar, en/of slaapmiddelen en/of kalmeringsmiddelen en/of stimulerende middelen of daarop gelijkende waar te kopen en/of te koop aan te bieden.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 395a van het Wetboek van Strafvordering.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 9 februari 2019 te Amsterdam zich op de Oudezijds Achterburgwal heeft opgehouden, terwijl aannemelijk is, dat zulks gebeurde om middelen als bedoeld in art. 2 van de Opiumwet, althans daarop gelijkende waar, te koop aan te bieden.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
overtreding van het bepaalde in artikel 2.7, tweede lid, van de Algemene Plaatselijke Verordening 2008 Amsterdam.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht

De kantonrechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot 3 weken hechtenis.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte, indien hij ontvankelijk wordt verklaard in het hoger beroep, zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
De raadsman van de verdachte heeft het hof ter terechtzitting in hoger beroep verzocht bij de strafoplegging rekening te houden met de tijd die sinds het tenlastegelegde is verstreken en het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht.
Het hof overweegt als volgt.
De verdachte heeft in de binnenstad van Amsterdam wikkels met (nep)drugs aangeboden aan passanten. Daarmee heeft hij de openbare orde verstoord en bijgedragen aan de instandhouding van de overlast die de handel in verdovende middelen en daarop gelijkende waar op de openbare weg veroorzaken. Bovendien voelen passanten zich hierbij onprettig en minder veilig in het centrum van Amsterdam en wordt aldus afbreuk gedaan aan de goede naam van de hoofdstad.
De verdachte is blijkens een uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 9 september 2020 eerder veelvuldig onherroepelijk veroordeeld ter zake van het overtreden van het in artikel 2.7, tweede lid, van de Algemene Plaatselijke Verordening 2008 Amsterdam gegeven verbod en soortgelijke feiten, hetgeen in zijn nadeel spreekt. Gelet daarop zou in deze zaak in beginsel oplegging van straf zoals opgelegd door de kantonrechter gerechtvaardigd zijn.
De verdachte is echter blijkens genoemd uittreksel ook na het begaan van het voorliggende vergrijp meermalen onherroepelijk veroordeeld, onder meer tot een gevangenisstraf van 3 maanden en een taakstraf van 120 uren. In die omstandigheid ziet het hof in het verlengde van het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht aanleiding in de onderhavige zaak toepassing te geven aan het bepaalde in artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht, zodat de verdachte schuldig zal worden verklaard zonder oplegging van straf of maatregel.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Bepaalt dat ter zake van het bewezenverklaarde geen straf of maatregel wordt opgelegd.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. C.N. Dalebout, mr. J.J.I. de Jong en mr. J.W.P. van Heusden, in tegenwoordigheid van S. Abelsma, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 8 oktober 2020.
De jongste raadsheer is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]