In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 27 oktober 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De verdachte was eerder veroordeeld voor een straatroof waarbij hij samen met een medeverdachte een slachtoffer heeft beroofd van een creditcard en geld bij een pinautomaat. De tenlastelegging omvatte geweld en bedreiging met geweld tegen het slachtoffer. De verdachte voerde aan dat hij slechts tussenbeide was gekomen om een ruzie te sussen, maar het hof verwierp dit verweer. Het hof oordeelde dat de verdachte nauw samenwerkte met de medeverdachte en opzet had op het medeplegen van de straatroof. Het hof achtte de bewezenverklaring van de diefstal met geweld wettig en overtuigend bewezen, ondanks de discrepanties in de verklaringen van het slachtoffer en getuigen. De verdachte werd veroordeeld tot een taakstraf van 150 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 4 maanden. Het hof overwoog dat de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het was gepleegd, een hogere straf rechtvaardigden, maar hield rekening met de kleinere rol van de verdachte in vergelijking met de medeverdachte. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en deed opnieuw recht.