ECLI:NL:GHAMS:2020:3184

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
6 oktober 2020
Publicatiedatum
24 november 2020
Zaaknummer
200.265.859/01 OK
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanwijzing onderzoeker in vennootschapsrechtelijke geschillen met betrekking tot de continuïteit van de onderneming

In deze beschikking van de Ondernemingskamer van het Gerechtshof Amsterdam, gedateerd 6 oktober 2020, wordt een onderzoeker aangewezen in een vennootschapsrechtelijk geschil tussen de besloten vennootschappen [A], [B] en [C]. De verzoekster, [A], vertegenwoordigd door mr. J.E. Stam, heeft een verzoek ingediend tegen de verweerster, [B], vertegenwoordigd door mr. J. van Bekkum, en de belanghebbende, [C], vertegenwoordigd door mrs. J.P.P. Latour en D.A.Q. Willemse. De Ondernemingskamer heeft eerder al een onderzoek bevolen naar het beleid en de gang van zaken van [B] en heeft in eerdere beschikkingen maatregelen getroffen, waaronder de schorsing van bestuurders en de benoeming van een zelfstandig vertegenwoordigingsbevoegd bestuurder.

De Ondernemingskamer heeft vastgesteld dat er een diepgeworteld wantrouwen is ontstaan tussen de aandeelhouders, wat de continuïteit van de onderneming in gevaar bracht. Na de verkoop van de onderneming van [B] op 1 juli 2020, is de situatie veranderd. De Ondernemingskamer overweegt dat de huidige geschillen vooral betrekking hebben op de financiële verhoudingen tussen [B] en de betrokken broers. De reikwijdte van het onderzoek wordt beperkt tot de omstandigheden die van belang zijn voor de vaststelling van de vermogenspositie van [B].

De Ondernemingskamer heeft mr. R.J.W. Analbers aangewezen als onderzoeker en verklaart de beschikking uitvoerbaar bij voorraad. De beschikking is openbaar uitgesproken door de voorzitter en de raadsheren, in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

beschikking
___________________________________________________________________
zaaknummer: 200.265.859/01 OK
beschikking van de Ondernemingskamer van 6 oktober 2020
inzake
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[A],
gevestigd te [....] ,
VERZOEKSTER,
advocaat:
mr. J.E. Stam, kantoorhoudende te Naarden,
t e g e n
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[B],
gevestigd te [....] ,
VERWEERSTER,
advocaat:
mr. J. van Bekkum, kantoorhoudende te Amsterdam,
e n t e g e n
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[C],
gevestigd te [....] ,
BELANGHEBBENDE,
advocaten:
mrs. J.P.P. Latouren
D.A.Q. Willemse, kantoorhoudende te Amsterdam.

1.Het verloop van het geding

1.1
In het vervolg zullen partijen en andere personen (ook) als volgt worden aangeduid:
- verzoekster met [A] ;
- [D] met [D] ;
- verweerster met [B] ;
- belanghebbende met [C] ;
- [E] met [E] .
1.2
Voor het verloop van het geding verwijst de Ondernemingskamer naar haar beschikkingen in deze zaak van 20 en 23 september 2019, van 12 en 13 november 2019, van 18 en 24 maart 2020 en van 29 mei 2020.
1.3
Bij beschikkingen van 20 en 23 september 2019 heeft de Ondernemingskamer – voor zover thans van belang – een onderzoek bevolen naar het beleid en de gang van zaken van [B] , over de periode vanaf 1 januari 2018, met aanhouding van de aanwijzing van de onderzoeker en met bepaling dat ieder der partijen of de door de Ondernemingskamer benoemde bestuurder op elk moment de Ondernemingskamer kan verzoeken de onderzoeker aan te wijzen. Het bedrag dat het onderzoek ten hoogste mag kosten is daarbij vastgesteld op € 25.000, de verschuldigde omzetbelasting daarin niet begrepen. Ook heeft de Ondernemingskamer, bij wijze van onmiddellijke voorzieningen en vooralsnog voor de duur van het geding:
a. [A] en [C] geschorst als bestuurders van [B] ;
b. mr. B.M.A. van Hussen (hierna: Van Hussen) benoemd tot zelfstandig vertegenwoordigingsbevoegd bestuurder van [B] ;
c. de gewone aandelen in [B] ten titel van beheer overgedragen aan een nader aan te wijzen beheerder.
1.4
Bij beschikking van 12 november 2019 heeft de Ondernemingskamer – voor zover thans van belang – Van Hussen ontheven als bestuurder en Dekker aangewezen als bestuurder van [B] .
1.5
Bij beschikking van 13 november 2019 heeft de Ondernemingskamer mr. J.G. Molenaar (hierna: Molenaar) aangewezen als beheerder van de aandelen.
1.6
Bij op 27 augustus 2020 ter griffie van de Ondernemingskamer ingekomen verzoekschrift heeft Dekker de Ondernemingskamer verzocht een onderzoeker aan te wijzen. Daarop heeft de Ondernemingskamer partijen en Molenaar in de gelegenheid gesteld zich over dat verzoek uit te laten.
1.7
Molenaar en partijen hebben zich bij e-mail van 28 augustus 2020 respectievelijk bij e-mailberichten van 10 september 2020 gerefereerd aan het oordeel van de Ondernemingskamer.

2.De gronden van de beslissing

2.1
In haar beschikking van 20 september 2019 heeft de Ondernemingskamer – kort samengevat – overwogen dat tussen [D] en [E] een diepgeworteld wantrouwen is ontstaan en dat de onderlinge verstandhouding ernstig is verstoord. Dit had een zodanige weerslag op [B] en de met haar verbonden onderneming, dat de continuïteit van de onderneming op het spel stond.
2.2
Op 1 juli 2020 is de onderneming van [B] verkocht en geleverd aan vennootschappen van [D] en [F] , als uitkomst van een verkoopproces met meerdere gegadigden en nadat de algemene vergadering van aandeelhouders van [B] bij besluit van 22 juni 2020 met deze verkoop had ingestemd.
2.3
Dekker heeft in zijn verzoek tot aanwijzing van een onderzoeker toegelicht dat met de verkoop de continuïteit van de onderneming niet langer op het spel staat, maar dat het geschil binnen de vennootschap nog steeds bestaat. Na de verkoop van de onderneming is de schuld aan ING Bank afgelost en omvat de balans van [B] , naast een banksaldo van ruim € 100.000, vorderingen op [C] en [E] en een schuld aan [C] De resultaten van het onderzoek kunnen worden gebruikt voor het vaststellen van de vermogenspositie van [B] , ter bevordering van de beslechting van de resterende geschillen tussen de aandeelhouders, aldus Dekker. Hij heeft de Ondernemingskamer in overweging gegeven de reikwijdte van het onderzoek nader af te bakenen.
2.4
De Ondernemingskamer overweegt dat, als gevolg van de verkoop van de onderneming de huidige situatie wezenlijk verschilt van de situatie ten tijde van de beschikking van 20 september 2019 waarbij het onderzoek is gelast. Toen stond centraal dat de continuïteit van de onderneming in gevaar was als gevolg van patstellingen in het bestuur en de aandeelhoudersvergadering als gevolg van de verstoorde verhouding tussen beide broers. Nu de onderneming is verkocht, resteren vooral geschillen met betrekking tot de financiële verhouding tussen [B] en (vennootschappen van) elk van beide broers. Het ligt voor de hand dat indien daarover voldoende duidelijkheid bestaat, [B] zal worden ontbonden en vereffend.
2.5
Mede gelet op de beperkte financiële middelen van [B] ziet de Ondernemingskamer in het bovenstaande aanleiding om de reikwijdte van het onderzoek te beperken tot omstandigheden die van belang zijn voor de vaststelling van de vermogenspositie van [B] . Ook kan onderzocht worden waarom de verstandhouding tussen beide broers zo verstoord is geraakt en of zich in de periode vóór 20 september 2019 misstanden in de bedrijfsvoering hebben voorgedaan, voor zover nuttig of nodig met het oog op de afwikkeling van de financiële verhoudingen tussen [B] en (vennootschappen van) elk van beide broers.
2.6
De Ondernemingskamer zal thans de hierna te vermelden persoon aanwijzen als onderzoeker. Mede omdat doel en strekking van het onderzoek anders zijn dan ten tijde van de beschikking van 20 september 2019, zal de Ondernemingskamer het bedrag dat het onderzoek ten hoogste mag kosten opnieuw vaststellen nadat de onderzoeker een plan van aanpak heeft opgesteld als bedoeld in paragraaf 4 van de Leidraad voor onderzoekers in enquêteprocedures. In dat plan van aanpak kan de onderzoeker, met inachtneming van het bovenstaande en na raadpleging van partijen en Dekker en Molenaar, een nadere onderzoeksvraag formuleren. De Ondernemingskamer zal de onderzoeker vragen om binnen zes weken na de datum van deze beschikking een plan van aanpak en een begroting van de kosten van het onderzoek te maken en deze aan de Ondernemingskamer toe te zenden. De Ondernemingskamer zal partijen en Dekker en Molenaar in de gelegenheid stellen zich uit te laten over die begroting en vervolgens het bedrag vaststellen dat het onderzoek ten hoogste mag kosten.

3.De beslissing

De Ondernemingskamer:
wijst aan als onderzoeker als bedoeld in de eerste beschikking van de Ondernemingskamer in deze zaak van 20 september 2019: mr. R.J.W. Analbers te Amsterdam;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. G.C. Makkink, voorzitter, mr. A.W.H. Vink en mr. A.J. Wolfs, raadsheren, en drs. P.R. Baart en prof. dr. mr. S. ten Have, raden, in tegenwoordigheid van mr. S.M. Govers, griffier, en door mr. Wolfs in het openbaar uitgesproken op 6 oktober 2020.