ECLI:NL:GHAMS:2020:3223

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
1 december 2020
Publicatiedatum
1 december 2020
Zaaknummer
23-004374-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake een reeks bedrijfsinbraken met bewijsverweer en gevangenisstraf

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 1 december 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 16 november 2016. De verdachte, geboren in Suriname in 1973, was betrokken bij een reeks bedrijfsinbraken in Nederland. Het hof heeft de bewezenverklaringen en bewijsmiddelen van de rechtbank overgenomen, maar heeft ook een bewijsverweer van de verdachte behandeld, met name met betrekking tot het Rapport Vergelijking gezichtsbeelden van het NFI. De verdachte is in eerste aanleg vrijgesproken van enkele tenlastegelegde feiten, maar het hof heeft geoordeeld dat het openbaar ministerie onbeperkt hoger beroep heeft ingesteld, waardoor het hof deze feiten in hoger beroep heeft behandeld.

De tenlastelegging omvat meerdere diefstallen en pogingen daartoe, waarbij de verdachte samen met anderen handelde. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal door middel van braak en verbreking, en heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 26 maanden, met aftrek van voorarrest. Het hof heeft de ernst van de feiten en de eerdere veroordelingen van de verdachte in overweging genomen, evenals zijn huidige positieve ontwikkeling. De uitspraak benadrukt de impact van bedrijfsinbraken op ondernemers en de noodzaak van een passende straf.

Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd voor wat betreft de bewezenverklaring van enkele feiten, maar heeft de verdachte voor andere feiten wel schuldig bevonden. De verbeurdverklaring van in beslag genomen voorwerpen is ook aan de orde gekomen in de uitspraak.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-004374-16
datum uitspraak: 1 december 2020
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 16 november 2016 in de strafzaak onder parketnummer 13-650204-16 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Suriname) op [geboortedag] 1973,
adres: [adres 1].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 6 februari 2018 en 17 november 2020 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte en door het openbaar ministerie is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep

De verdachte is door rechtbank Amsterdam vrijgesproken van hetgeen aan hem onder 1, tweede cumulatief, 4, 6, 10 en 12 is tenlastegelegd. Het hoger beroep is door de verdachte onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte mitsdien niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraak. Het hof zal deze feiten in hoger beroep echter wel behandelen nu ook het openbaar ministerie onbeperkt hoger beroep heeft gesteld tegen het vonnis, dus ook tegen de feiten waarvan de rechtbank de verdachte heeft vrijgesproken.

Tenlastelegging

Gelet op de in eerste aanleg door de rechtbank toegelaten wijziging is aan de verdachte tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 21 maart 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit (een) kanto(o)r(en) van de/het bedrij(f)(ven) [bedrijf 1] B.V (gevestigd [adres 2]) en/of [bedrijf 2] B.V (gevestigd [adres 3]) heeft weggenomen
- een of meerdere VVV bonnen en/of
- een of meerdere geldbedragen en/of
- andere goederen en/of gelden van hun gading,
In elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan
- ( medewerkers van) [bedrijf 1] B.V en/of
- ( medewerkers van) [bedrijf 2] B.V,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
en/of
hij op of omstreeks 21 maart 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een kantoor/kantoren van het bedrijf [bedrijf 2] B.V. (gevestigd [adres 3]) weg te nemen geld en/of goederen van hun gading, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf 2] B.V., in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders en zich daarbij de toegang tot voornoemd perceel te verschaffen en/of die/dat weg te nemen goederen en gelden van hun gading onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking, naar voornoemd pand is/zijn gegaan en/of vervolgens de centrale toegangsdeur en/of een of meer andere deuren heeft/hebben geforceerd en/of vervolgens in een of meer kantoorruimtes laden en/of kasten heeft/hebben opengebroken en/of doorzocht;
2.
hij op of omstreeks 8 oktober 2015 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een geldbedrag van 1624,90 euro en/of een of meer ABN-AMRO bankpas(sen) in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [bedrijf 3] B.V., in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
3.
hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 8 oktober 2015 tot 9 oktober 2015 te Amsterdam, in elk geval in Nederland (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een geldautomaat heeft weggenomen een of meerdere geldbedragen (totale waarde 19.000 euro) in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf 3] B.V, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel;
4.
hij op of omstreeks 6 oktober 2015 te Aalsmeer, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een geldbedrag van 1500 euro en/of andere gelden/goederen van hun gading in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf 4], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
5.
hij op of omstreeks 8 oktober 2015 te Aalsmeer, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een of meerdere geldbedragen in buitenlandse valuta en/of andere gelden/goederen van hun gading in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf 5], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
6.
hij op of omstreeks 6 oktober 2015 te Aalsmeer ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een bedrijfspand van [bedrijf 5] (perceel [adres 4]) weg te nemen geld en of goederen van hun gading, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf 5], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn/haar mededader(s) en zich daarbij de toegang tot voornoemd perceel te verschaffen en/of die/dat weg te nemen goederen en gelden van hun gading onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
7.
hij op of omstreeks 22 februari 2016 te Maasdijk, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een bedrijfspand van [bedrijf 6] (perceel [adres 5]) weg te nemen geld en of goederen van hun gading, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf 6], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn/haar mededader(s) en zich daarbij de toegang tot voornoemd perceel te verschaffen en/of die/dat weg te nemen goederen en gelden van hun gading onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
8.
hij op of omstreeks 22 februari 2016 te Maasdijk, in elk geval in Nederland ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een bedrijfspand van [bedrijf 7] (perceel [adres 6]) weg te nemen geld en of goederen van hun gading, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf 7], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn/haar mededader(s) en zich daarbij de toegang tot voornoemd perceel te verschaffen en/of die/dat weg te nemen goederen en gelden van hun gading onder zijn/hun bereik te brengen door middel van een valse sleutel, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
9.
hij op of omstreeks 18 januari 2016 te Maasdijk, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een of meerdere geldbedragen (totale waarde 11620,75 euro) en /of andere gelden/goederen van hun gading in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf 8], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
10.
hij op of omstreeks 22 januari 2016 te Wateringen, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een of meerdere bankpasjes en/of een of meerdere geldbedragen (in buitenlandse valuta) en/of andere gelden/goederen van hun gading in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf 9], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
11.
hij op of omstreeks 12 september 2015 te Wateringen, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een kluis met inhoud en/of een geldbedrag van 8000 euro en/of andere gelden/goederen van hun gading in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf 9], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
12.
Hij op of omstreeks 19 januari 2016te Maasdijk, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een bedrijfspand van [bedrijf 10] (perceel [adres 7]) weg te nemen geld en of goederen van hun gading, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf 10], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn/haar mededader(s) en zich daarbij de toegang tot voornoemd perceel te verschaffen en/of die/dat weg te nemen goederen en gelden van hun gading onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof wat betreft het onder 4 ten laste gelegde in tegenstelling tot de rechtbank tot een bewezenverklaring komt.

Vrijspraak

Het hof is van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden hetgeen de verdachte onder 1, tweede cumulatief, 6, 10 en 12 is ten laste gelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken. Voor wat betreft het onder 1, tweede cumulatief, 6 en 12 tenlastegelegde verwijst het hof naar de inhoud van de overwegingen zoals deze onder 4.3.1, 4.3.6 en 4.3.11 zijn weergegeven in het verkort vonnis waarvan beroep van 16 november 2016.
Voor wat betreft het onder 10 tenlastegelegde overweegt het hof als volgt.
Ter terechtzitting in eerste aanleg waren de camerabeelden van de op 22 januari 2016 gepleegde diefstal in vereniging door middel van braak bij het bedrijf Procentec niet in het dossier van de verdachte gevoegd. De rechtbank heeft de kwaliteit van de bewegende beelden derhalve niet kunnen beoordelen.
Ter terechtzitting in hoger beroep zijn voornoemde camerabeelden in het dossier gevoegd. Het hof heeft echter niet kunnen waarnemen of de verdachte één van de personen is die op de camerabeelden te zien is. Derhalve acht het hof niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 10 tenlastegelegde heeft begaan, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.

Bewijsoverwegingen

Voorwaardelijk verzoek en bewijsoverweging met betrekking tot het onder 4 tenlastegelegde
Door de raadsvrouw van de verdachte is een voorwaardelijk verzoek geformuleerd in het geval het hof tot een bewezenverklaring van het onder 4 tenlastegelegde zou komen. Verzocht wordt in dat geval ook naar de camerabeelden behorende bij dit feit gezichtsvergelijkend onderzoek te laten doen door het Nederlands Forensisch Instituut (hierna: NFI). Zij heeft daartoe aangevoerd dat de camerabeelden van dermate slechte kwaliteit zijn dat herkenning van de verdachte door de verbalisanten aan de hand van die beelden niet mogelijk is.
Het hof overweegt als volgt.
Het dossier bevat herkenningen van de verdachte door vier verbalisanten. Zij hebben in de processen-verbaal van herkenning naar het oordeel van het hof voldoende toegelicht aan welke onderscheidende kenmerken zij de verdachte op de camerabeelden hebben herkend. Zij hebben daarbij verklaard dat zij de verdachte ambtshalve kennen en mede daardoor goed in staat zijn de verdachte op bewegende beelden te herkennen. Het hof heeft de camerabeelden bekeken en is van oordeel dat deze van voldoende kwaliteit zijn om daarop een persoon te herkennen. Het hof wijst het voorwaardelijke verzoek derhalve af, nu de noodzaak tot verder onderzoek niet is gebleken.
Op grond van het voorgaande komt het hof, anders dan de rechtbank, tot een bewezenverklaring van feit 4.
Bewijsoverwegingen met betrekking tot het onder 1, eerste cumulatief, 2, 3, 5, 7, 8, 9, en 11 tenlastegelegde
Voor wat betreft de overwegingen ten aanzien van het onder 1, eerste cumulatief, 2, 3, 5, 7, 8, 9 en 11 bewezenverklaarde verwijst het hof naar de inhoud van de overwegingen zoals deze onder 4.2.1, 4.2.2, 4.3.1, 4.3.2, 4.3.3, 4.3.5, 4.3.7, 4.3.8, en 4.3.10 zijn weergegeven in het verkort vonnis waarvan beroep van 16 november 2016, met de volgende toevoeging.
Rapport Vergelijking gezichtsbeelden van het NFI
De raadsvrouw van de verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat de herkenningen van de verbalisanten die zijn gedaan aan de hand van de camerabeelden van het onder 3, 5 en 8 ten laste gelegde, gelet op het Rapport Vergelijking gezichtsbeelden van het NFI van 28 maart 2019, niet tot het bewijs kunnen worden gebezigd. Zij heeft daartoe aangevoerd dat de onderzoekers blijkens het rapport op alle camerabeelden overeenkomsten hebben waargenomen tussen de verdachte en de inbreker, maar dat geen van deze overeenkomsten zijn aan te wijzen als sterk identificerend. Derhalve zijn de herkenningen door de verbalisanten onbetrouwbaar volgens de raadsvrouw.
Het hof verwerpt het verweer en overweegt daartoe als volgt.
Vooropgesteld dient te worden dat tussen gezichtsherkenning en vergelijking van gezichtsbeelden een belangrijk verschil bestaat. Blijkens de vakbijlage “Algemene onderzoeksmethode vergelijking van gezichtsbeelden” van het NFI kunnen bij herkenning meerdere aspecten een rol spelen. Daarbij kan gedacht worden aan gezichtskenmerken, maar ook aan de houding, manier van bewegen, en bijvoorbeeld kleding. Gezichtsvergelijkend onderzoek daarentegen is geen beoordeling van de betrouwbaarheid van een herkenning, maar benadert op een technische manier het beeldmateriaal. Dit technische onderzoek is enkel gericht op de gezichtssegmenten. Het onderzoek zoals in de onderhavige zaken door het NFI is uitgevoerd, is derhalve een andersoortig bewijsmiddel dan een herkenning door een verbalisant.
De onderzoekers van het NFI hebben na vergelijking van de camerabeelden van bovengenoemde feiten met het gezicht van de verdachte de vraag beantwoord in welke mate het (on)waarschijnlijk is dat de persoon op de camerabeelden dezelfde persoon is als de verdachte. De waarschijnlijkheidsoordelen variëren steeds tussen dat het ‘iets waarschijnlijker’ is dat het de verdachte is die te zien is op camerabeelden dan iemand anders, tot dat het ‘zeer veel waarschijnlijker’ is dat de persoon op de camerabeelden de verdachte is. Gezien deze conclusies van het NFI ziet het hof geen ruimte voor het standpunt dat de verbalisanten niet tot hun herkenning hadden kunnen komen. Het hof verwerpt derhalve het verweer van de raadsvrouw en bezigt de door de rechtbank opgenomen herkenningen van de verbalisanten in de onder 3, 5 en 8 ten laste gelegde feiten tot het bewijs.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, eerste cumulatief, 2, 3, 4, 5, 7, 8, 9 en 11 tenlastegelegde heeft begaan. Het hof neemt over de bewezenverklaringen van het onder 1, eerste cumulatief, 2, 3, 5, 7, 8, 9 en 11 tenlastegelegde zoals deze onder 4.3.12 zijn opgenomen in het verkort vonnis waarvan beroep van 16 november 2016.
Ten aanzien van het onder 4 tenlastegelegde acht het hof bewezen dat:
4.
hij op 6 oktober 2015 te Aalsmeer tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een geldbedrag van 1500 euro toebehorende aan [bedrijf 4], waarbij verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft en het weg te nemen goed onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak.
Hetgeen onder 1, 2, 3, 4, 5, 7, 8, 9 en 11 meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

Bewijsmiddelen

Het hof neemt over de bewijsmiddelen zoals vermeld in de aanvulling verkort vonnis waarvan beroep van 16 november 2016 onder de nummers 1 tot en met 42, met uitzondering van de bewijsmiddelen met nummers 13, 17, 18, 27, 28, 33 en 39, en met dien verstande dat het hof de bewijsmiddelen als volgt aanvult.
Ten aanzien van het onder 4 bewezenverklaarde
1. Een proces-verbaal aangifte met nummer PL1300-2015223050 van 8 oktober 2015, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 1] (doorgenummerde pagina’s B2001-B2004). Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 8 oktober 2015 tegenover verbalisant afgelegde verklaring van
[naam].
Het bedrijf is eigendom van [bedrijf 4] te Aalsmeer. Op 6 oktober 2015 ontdekte een collega de inbraak. Zij zag dat de toegangsdeur van haar kantoor open stond. Ik zag dat er drie kantoordeuren geforceerd waren. De daders hebben de volgende zaken opengebroken:
- geldkist.
Uit het bedrijf is het volgende meegenomen:
- € 1500,-.
Aan niemand werd het recht of de toestemming gegeven tot het plegen van het feit.
2. Een proces-verbaal van bevindingen van 31 maart 2016, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 2] (doorgenummerde pagina’s B2007-B2009). Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als
mededeling van verbalisant:
Ik bekeek de door mij ontvangen beelden van de bewakingscamera’s van het pand gevestigd aan [adres 8] te Aalsmeer
(het hof begrijpt: [bedrijf 4]).Ik zag dat op de camerabeelden vier daders te zien zijn. Ik kan deze daders als volgt omschrijven:
NN1:
Geslacht: man
Huidskleur: negroïde
Hij droeg die dag een zwarte jas, een donkerblauwe broek, een pet met een witte voorkant en een grijze cap.
3. Een proces-verbaal van bevindingen van 8 maart 2016, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 3] (doorgenummerde pagina’s B2012-B2014). Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als
mededeling van verbalisant:
Op 6 oktober 2015 sluipen vier negroïde mannen bij [bedrijf 4] binnen. Op de camerabeelden zijn de vier negroïde personen te zien. Ik herken de verdachte meest rechts op de foto direct als: [verdachte]. Ik herken de verdachte aan zijn postuur. Ik ken [verdachte] van aandachtsvestigingen en in verband met inbraken in bedrijven. Ik heb [verdachte] de afgelopen jaren regelmatig herkend op camerabeelden bij bedrijfsinbraken, waardoor ik zeer goed bekend ben met [verdachte].
4. Een proces-verbaal van herkenning persoon door opsporingsambtenaar van 5 april 2016, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 4] (doorgenummerde pagina’s B2019-B2021). Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als
mededeling van verbalisant:
Ik bekeek de bewegende camerabeelden van een inbraak onder zaaknummer BVH 2015223050. Op deze beelden zag ik een persoon die ik ambtshalve ken. De persoon op de afbeeldingen herken ik als: [verdachte]. Ik zag duidelijk het gezicht van de verdachte. Ik herken hem aan zijn unieke gezichtskenmerken zoals zijn neus, mond, stand van zijn ogen en zijn gehele unieke gezicht. Ik ken [verdachte] als zeer actieve veelpleger die al jaren in verband wordt gebracht met diverse inbraken. Ik heb [verdachte] verschillende keren in het echt gezien gesproken en aangehouden.
5. Een proces-verbaal van herkenning persoon door opsporingsambtenaar van 5 april 2016, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 5] (doorgenummerde pagina B2022). Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als
mededeling van verbalisant:
In de zaak bekend onder nummer PL1300-2015223050 herken ik de verdachte afgebeeld als NN1 als [verdachte]. Ik ken [verdachte] ambtshalve. Ik herken [verdachte] aan zijn postuur en gezicht, namelijk zijn profiel, oogopslag, neus, mond en oren. In hoedanigheid van informatiespecialist ben ik [verdachte] veelvuldig tegengekomen op diverse aandachtsvestigingensites en briefings door het hele land.
Ten aanzien van het onder 8 bewezenverklaarde:
6. Een proces-verbaal van bevindingen van 6 april 2016, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 6] (doorgenummerde pagina’s C2021-C2022). Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als
mededeling van verbalisant:
Op de twee afbeeldingen van de zaak PL1500-2016053622 herkende ik [verdachte] meteen aan de vorm van zijn neus, vorm van zijn gezicht, jukbeenderen, ogen en de wallen onder zijn ogen.
7. Een proces-verbaal van herkenning persoon door opsporingsambtenaar van 5 april 2016, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 5] (doorgenummerde pagina C2029). Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als
mededeling van verbalisant:
Op de afbeelding in de zaak onder nummer PL1500-2016053622 herken ik de verdachte afgebeeld onder NN1 als [verdachte]. Ik herken [verdachte] aan zijn postuur en gezicht, namelijk zijn profiel, oogopslag, neus, mond en oren. In de hoedanigheid van informatiespecialist ben ik [verdachte] veelvuldig tegengekomen op diverse aandachtvestigingensites en briefings door het gehele land.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1, eerste cumulatief, 2, 3, 4, 5, 7, 8, 9 en 11 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1, eerste cumulatief, bewezenverklaarde levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.
Het onder 2, 5 en 9 bewezenverklaarde levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en verbreking,
meermalen gepleegd.
Het onder 3 bewezenverklaarde levert op:
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels,
meermalen gepleegd.
Het onder 4 bewezenverklaarde levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en verbreking.
Het onder 7 bewezenverklaarde levert op:
poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Het onder 8 bewezenverklaarde levert op:
poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.
Het onder 11 bewezenverklaarde levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1, eerste cumulatief, 2, 3, 4, 5, 7, 8, 9 en 11 bewezenverklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straffen

De rechtbank heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1, eerste cumulatief, 2, 3, 5, 7, 8, 9 en 11 bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 26 maanden met aftrek van voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het 1, eerste cumulatief, 2, 3, 4, 5, 7, 8, 9, 10 en 11 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 28 maanden met aftrek van voorarrest.
De raadsvrouw van de verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat bij de strafoplegging rekening gehouden dient te worden met de reclasseringsrapportage. Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zou de positieve ontwikkeling die de verdachte thans doormaakt, doorbreken.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich met anderen schuldig gemaakt aan een reeks bedrijfsinbraken en pogingen daartoe. Bedrijfsinbraken veroorzaken voor de betrokken ondernemers veel schade, overlast en frustratie. De verdachte en zijn mededaders hebben deuren geforceerd, kantoren doorzocht, medewerkers overlopen en de verdachte heeft met de weggenomen pinpassen grote bedragen gepind. Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 4 november 2020 is hij eerder meerdere malen voor soortgelijke feiten onherroepelijk veroordeeld. Het hof neemt het de verdachte kwalijk dat hij van het bewezen verklaarde gedrag kennelijk gedurende lange tijd zijn beroep heeft gemaakt.
Ter terechtzitting in hoger beroep hebben de verdachte en zijn raadsvrouw te kennen gegeven dat de verdachte thans op het juiste pad is. Hij heeft een baan, een betalingsregeling voor zijn schulden en een vast onderkomen. De reclassering adviseert in het reclasseringsadvies van 27 oktober 2020 een straf zonder bijzondere voorwaarden, nu men geen mogelijkheden ziet met interventies het gedrag van de verdachte te veranderen.
Naar het oordeel van het hof kan gelet op het voorgaande, in het bijzonder de aard en de ernst alsook de veelheid van de feiten, niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die een vrijheidsbeneming met zich brengt. Nu het hof tot bewezenverklaring van één feit meer komt dan de rechtbank, acht het hof in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 28 maanden passend en geboden. Het hof dient echter rekening te houden met de overschrijding van de redelijke termijn in hoger beroep en acht, alles afwegende, een gevangenisstraf voor de duur van 26 maanden, met aftrek van voorarrest, passend en geboden.

Beslag

Het onder 1 tenlastegelegde en bewezenverklaarde is begaan met behulp van de hierna te noemen in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen. Zij behoren de verdachte toe. Zij zullen daarom worden verbeurd verklaard.
Ten aanzien van de overige goederen zal het hof bepalen dat deze terug dienen te worden gegeven aan de verdachte.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 33, 33a, 45, 57, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart de
verdachteniet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 1, tweede cumulatief, 4, 6, 10 en 12 tenlastegelegde.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1, tweede cumulatief, 6, 10 en 12 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, eerste cumulatief, 2, 3, 4, 5, 7, 8, 9 en 11 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, eerste cumulatief, 2, 3, 4, 5, 7, 8, 9 en 11 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
26 (zesentwintig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurdde in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
2 STK Handschoen
Kl: zwart
PU-FLEX
5157953
1. STK Schroevendraaier
Kl: rood
PB SWISS TOOLS
5157950.
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
1. STK Zaktelefoon
Kl: grijs
SAMSUNG
5157958
7 STK Munt
5158412
1. STK Zaktelefoon
APPLE IPHONE 5C
5157957
1. STK Horloge
ROLEX
5158455.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. I.M.H. van Asperen de Boer-Delescen, mr. M.F.J.M. de Werd en mr. D. Radder, in tegenwoordigheid van mr. R.L. Vermeulen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 1 december 2020.
=========================================================================
[…]