In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 3 december 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, een minderjarige, heeft zich samen met twee medeverdachten schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging tegen twee 13-jarige jongens en de vader van een van deze jongens. De geweldpleging vond plaats op 21 februari 2020 in Haarlem, waar de verdachte en zijn medeverdachten de slachtoffers op intimiderende wijze benaderden en vervolgens geweld tegen hen gebruikten. De kinderrechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een voorwaardelijke werkstraf van 60 uren, subsidiair 30 dagen jeugddetentie, maar het hof heeft het vonnis vernietigd omdat het proces-verbaal van de eerste aanleg niet correct was ondertekend.
Tijdens de zitting in hoger beroep op 19 november 2020 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, evenals de verdediging van de verdachte. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte een significante bijdrage heeft geleverd aan het geweld, ook al was hij niet de enige die geweld heeft gepleegd. De verdachte heeft zich samen met zijn medeverdachten gedragen op een manier die leidde tot een escalatie van de situatie, wat resulteerde in de mishandeling van de slachtoffers. Het hof heeft de ernst van het feit en de impact op de slachtoffers in overweging genomen bij het bepalen van de straf.
Uiteindelijk heeft het hof de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke werkstraf van 40 uren, met een proeftijd van twee jaren. Het hof heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn jeugdige leeftijd en de complexe problematiek die mogelijk heeft bijgedragen aan zijn gedrag. De uitspraak benadrukt de ernst van openlijke geweldpleging en de gevolgen daarvan voor de slachtoffers, vooral wanneer het gaat om jonge slachtoffers.