ECLI:NL:GHAMS:2020:3294

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
11 november 2020
Publicatiedatum
9 december 2020
Zaaknummer
23-000927-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de rechtbank Noord-Holland inzake witwassen

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 11 november 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 13 maart 2017. De verdachte, geboren in Suriname in 1989, was aangeklaagd voor witwassen van een geldbedrag van ongeveer € 274.100,00, dat zij op 17 april 2014 op Schiphol in haar ruimbagage had. De verdachte had het geld voorhanden gehad terwijl zij wist dat het afkomstig was uit een misdrijf. Tijdens de controle door de Douane werden in haar bagage grote hoeveelheden contant geld aangetroffen, wat leidde tot de verdenking van witwassen. De verdachte had verklaard dat zij een beloning van € 5.000 zou ontvangen voor het transporteren van het geld naar de Dominicaanse Republiek. Het hof oordeelde dat de verdachte, gezien de omstandigheden waaronder het geld was verkregen en vervoerd, op zijn minst voorwaardelijk opzet had op de illegale herkomst van het geld. Het hof vernietigde het vonnis van de rechtbank en verklaarde het tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen. De verdachte werd veroordeeld tot een taakstraf van 240 uur en 120 dagen hechtenis, waarbij het hof rekening hield met de overschrijding van de redelijke termijn van de procedure. Het hof verklaarde het in beslag genomen geldbedrag verbeurd.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000927-17
datum uitspraak: 11 november 2020
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 13 maart 2017 in de strafzaak onder parketnummer 15-820441-14 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Suriname) op [geboortedag] 1989,
adres: [adres]

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
28 oktober 2020 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
zij op of omstreeks 17 april 2014, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, althans in Nederland, een voorwerp, te weten een (contant) geldbedrag van ongeveer 274.16500,-euro, althans enig geldbedrag, heeft/hebben verworven, voorhanden heeft/hebben gehad, heeft/hebben overgedragen en/of omgezet, althans van een voorwerp, te weten genoemd geldbedrag gebruik heeft/hebben gemaakt, althans van een (contant) geldbedrag van ongeveer 274.165,- euro, althans van enig geldbedrag, de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft/hebben verborgen en/of verhuld, althans heeft/hebben verborgen/verhuld wie de rechthebbende op dit geldbedrag was en/of wie dit geldbedrag voorhanden had, terwijl zij en/of haar mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs had/hadden moet(en) vermoeden dat bovenomschreven voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. Zo leest het hof ‘geldbedrag van 274.16500,- euro’ in de derde zin van de tenlastelegging als ‘geldbedrag van 274.165 euro’. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot andere beslissingen komt dan de rechtbank.

Standpunt van het openbaar ministerie

De advocaat-generaal heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het medeplegen van witwassen.

Standpunt van de verdediging

De verdediging heeft betoogd dat de verdachte niet wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het geld afkomstig was uit misdrijf, zodat de verdachte dient te worden vrijgesproken.

Bewijsoverweging

Op donderdag 17 april 2014 heeft de Douane een controle uitgevoerd op de ruimbagage van de verdachte. De verdachte wilde vanaf Schiphol via Parijs uitreizen naar de Dominicaanse Republiek. In de ruimbagage van de verdachte werden pakketjes aangetroffen met in totaal drie eau de toilette verpakkingen. Nadat de drie verpakkingen waren geopend werden hierin met donkergrijs plastic folie omwikkelde pakketjes aangetroffen. Nadat de donkergrijze pakketjes waren geopend werd een hoeveelheid bankbiljetten van € 500 zichtbaar. In elk van de drie pakketjes is € 91.000 (182 biljetten van € 500) aangetroffen, totaal € 273.000. In de handbagage van de verdachte werd daarnaast nog een bedrag van € 1.165 aangetroffen.
De verdachte heeft verklaard dat zij een beloning van € 5.000 van de medeverdachte [medeverdachte] zou ontvangen voor het transporteren van het geld. Zij heeft verder verklaard dat het geld door de medeverdachte is ingepakt en dat zij het bij aankomst in de Dominicaanse republiek moest afgeven aan de broer van de medeverdachte. Ook heeft de verdachte verklaard dat zij al eerder met geld voor de medeverdachte naar de Dominicaanse republiek is gereisd, en dat de medeverdachte haar heeft gezegd dat als het geld ontdekt zou worden, zij een verhaal moest verzinnen. De medeverdachte heeft bevestigd dat het zijn geld was.
Voor een bewezenverklaring van witwassen is (onder meer) vereist dat komt vast te staan dat de desbetreffende voorwerpen (in dit geval een geldbedrag) middellijk of onmiddellijk van enig misdrijf afkomstig zijn en dat de verdachte dat wist of redelijkerwijs moest vermoeden.
Het hof stelt voorop dat het een feit van algemene bekendheid is dat via de luchthaven Schiphol grote bedragen in contanten, die onmiddellijk of middellijk van misdrijf afkomstig zijn, worden in- of uitgevoerd. Het is in het normale, niet-financiële verkeer hoogst ongebruikelijk om een dergelijk bedrag fysiek te vervoeren, gelet op het risico waarmee dit gepaard gaat. Bovendien is het een feit van algemene bekendheid dat coupures van € 500 bijna uitsluitend worden gebruikt in het criminele circuit. Ten slotte reisde de verdachte naar de Dominicaanse republiek, een land waarvan bekend is dat er drugs worden geproduceerd en regelmatig geld naar terug gezonden wordt, en zou zij voor het enkele vervoeren een bedrag van € 5.000 euro krijgen.
Deze feiten en omstandigheden rechtvaardigen naar het oordeel van het hof het vermoeden van witwassen. Gelet op voornoemd vermoeden mag van de verdachte worden verlangd dat zij een concrete, verifieerbare en niet op voorhand als hoogst onwaarschijnlijk aan te merken verklaring geeft voor de herkomst van het aangetroffen geldbedrag. Nu het geld afkomstig is van de medeverdachte [medeverdachte] zal het hof de door hem afgelegde verklaring over de herkomst van het geld bij de beantwoording van de bewijsvraag in de zaak tegen de verdachte betrekken.
[medeverdachte] heeft verklaard (verhoor bij de rechter-commissaris op 1 december 2016) dat het onder verdachte aangetroffen geld afkomstig is van een goudconcessie en bouwwerkzaamheden in Suriname.
Naar aanleiding van de verklaring van [medeverdachte] is nader onderzoek uitgevoerd.
Ten aanzien van de goudconcessie heeft de getuige [getuige 1] op 12 november 2018 ten overstaan van de raadsheer-commissaris verklaard dat de goudconcessie de medeverdachte € 5.000 heeft gekost en de medeverdachte niets heeft opgeleverd. Het hof concludeert uit het voorgaande dat onvoldoende is gebleken dat de medeverdachte enige opbrengst uit de goudconcessie heeft verkregen.
Ten aanzien van de bouwwerkzaamheden heeft de getuige [getuige 2] op 10 augustus 2018 verklaard dat hij de werkgever van de medeverdachte [medeverdachte] is geweest. De medeverdachte heeft gewerkt als projectmanager, maar de administratieve stukken zijn verloren gegaan door waterschade binnen het bedrijfspand. De getuige heeft verklaard dat de medeverdachte maximaal 300 Surinaamse dollar per dag heeft verdiend. Nadere stukken met betrekking tot inkomsten uit deze werkzaamheden, zoals loonstroken, belastinggegeven et cetera, zijn niet door de medeverdachte overgelegd. Ook ten aanzien van deze werkzaamheden is naar het oordeel van het hof daardoor onvoldoende komen vast te staan om hiermee het bij de verdachte aangetroffen bedrag te kunnen verklaren.
Aan de verklaring van [medeverdachte] over een legale herkomst van het bedrag is door het hiervoor genoemde onderzoek elke grond komen te ontvallen. Derhalve dient een criminele herkomst als enige aanvaardbare verklaring te gelden.
Het hof concludeert dan ook dat bewezen kan worden verklaard dat het onder de verdachte inbeslaggenomen geld van misdrijf afkomstig is. Het hof is van oordeel dat de verdachte daarbij – in het licht van de eerder genoemde omstandigheden waaronder zij het geld heeft verkregen en vervoerd – (tenminste voorwaardelijk) opzet heeft gehad op de illegale herkomst van het geld dat zij vervoerde.
Het verweer wordt verworpen. Naar het oordeel van het hof is het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
zij op 17 april 2014 in Nederland een geldbedrag van 274.100,00 euro voorhanden heeft gehad terwijl zij wist dat bovengenoemd geldbedrag afkomstig was uit enig misdrijf.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
witwassen.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg medeplegen van witwassen bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf van 11 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf van 240 uur.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een grote hoeveelheid geld, dat van misdrijf afkomstig was. De verdachte heeft getracht het geldbedrag naar de Dominicaanse Republiek te vervoeren. Door deze manier van handelen heeft zij geprobeerd inkomsten uit misdrijf te onttrekken aan het zicht van justitie en de fiscus, hetgeen doorgaans resulteert in een ernstige aantasting van de integriteit van het financieel en economisch bestel. Daarnaast werkt het witwassen van crimineel geld het voortbestaan van verschillende (andere) vormen van criminaliteit in de hand.
In het voordeel van de verdachte houdt het hof rekening met het feit dat zij, blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 15 oktober 2020, niet eerder strafrechtelijk is veroordeeld. Tevens het heeft hof acht geslagen op de veranderde persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Sinds haar aanhouding heeft de verdachte drie kinderen gekregen. Zij draagt nu de zorg over vijf minderjarige kinderen.
Het hof acht, alles afwegende, in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats.
Het hof stelt echter vast dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid van het Europees Verdrag tot bescherming van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) zowel in eerste aanleg als in hoger beroep is geschonden. De verdachte is op 17 april 2014 in verzekering gesteld, terwijl de rechtbank op 13 maart 2017 vonnis heeft gewezen. Het hof wijst op 11 november 2020 arrest. De overschrijding van de redelijke termijn bedraagt derhalve 11 maanden in eerste aanleg en 1 jaar en
8 maanden in hoger beroep (in totaal 2 jaar en 7 maanden) welk tijdsverloop niet voor rekening van de verdachte kan komen. Het hof zal daarom geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen, maar
een taakstraf van na te melden duur. Door oplegging van een straf met een andere modaliteit is de overschrijding van de redelijke termijn naar het oordeel van het hof voldoende gecompenseerd.
Het tenlastegelegde en bewezenverklaarde is begaan met betrekking tot het hierna te noemen in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerp. Vast is komen te staan dat het geld aan de medeverdachte [medeverdachte] toebehoort en dat hij bekend was met de criminele herkomst van het geld. Het zal daarom worden verbeurd verklaard, waarbij het hof ten aanzien van de verdachte bij oplegging van deze bijkomende straf geen rekening heeft gehouden met haar draagkracht, nu het geld haar niet toebehoorde en zij door oplegging van deze bijkomende straf niet in haar vermogen wordt getroffen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf zijn gegrond op de artikelen 22c, 22d, 33, 33a en 420bis van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
240 (tweehonderdveertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
120 (honderdtwintig) dagen hechtenis.
Verklaart verbeurdhet in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
een geldbedrag van EUR 274.100,00.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M. Lolkema, mr. P. Greve en mr. S.M.M. Bordenga, in tegenwoordigheid van mr A.S. de Bruin, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 11 november 2020.
Mr. Greve en mr. Bordenga zijn buiten staat dit arrest te ondertekenen.
=========================================================================
[…]