In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 16 december 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1987 en zonder bekende woon- of verblijfplaats, was eerder veroordeeld voor schuldwitwassen van een bedrag van € 8000, dat zij op 5 maart 2010 in Amsterdam had verworven. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd, omdat dit enkel een aantekening bevatte op basis van artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.
Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte het tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen heeft begaan. De verdachte had redelijkerwijs moeten vermoeden dat het geld afkomstig was uit een misdrijf. Ondanks de bewezenverklaring heeft het hof besloten om geen straf of maatregel op te leggen, omdat het feit meer dan 10 jaar geleden was gepleegd en de verdachte sindsdien niet meer in aanraking was gekomen met justitie. Dit werd in overeenstemming met de vordering van de advocaat-generaal en het verzoek van de raadsman gedaan.
De beslissing van het hof houdt in dat de verdachte wordt vrijgesproken van hetgeen meer of anders is tenlastegelegd dan het bewezenverklaarde. Het hof heeft de strafbaarheid van het bewezenverklaarde erkend, maar gezien de lange tijdsduur en het ontbreken van recidive, is er geen redelijk strafdoel meer gediend met het opleggen van een straf. Het arrest is uitgesproken op een openbare terechtzitting en is ondertekend door de rechters en de griffier.