ECLI:NL:GHAMS:2020:3445

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
17 december 2020
Publicatiedatum
17 december 2020
Zaaknummer
23-002612-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in hoger beroep van diefstal met geweld in vereniging door discrepanties in verklaringen

Op 17 december 2020 heeft het Gerechtshof Amsterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die in hoger beroep was gegaan tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland. De zaak betreft een tenlastelegging van diefstal met geweld in vereniging, gepleegd op 27 augustus 2018 te Alkmaar. De verdachte werd beschuldigd van het wegnemen van drank en geld, waarbij geweld en bedreiging met geweld zouden zijn gebruikt tegen de benadeelde partij. Tijdens de zitting in hoger beroep op 3 december 2020 heeft het hof de verklaringen van verschillende betrokkenen onderzocht. Het hof constateerde dat er wezenlijke discrepanties, inconsistenties en ongerijmdheden in deze verklaringen aanwezig waren. De verdachte ontkende de beschuldigingen en maakte een authentieke indruk tijdens de zitting. Het hof kwam tot de conclusie dat de bewijsvoering onvoldoende was om tot een veroordeling te komen. Daarom werd het vonnis van de rechtbank vernietigd en werd de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten. Tevens werd de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in de vordering tot schadevergoeding, omdat de verdachte niet schuldig was bevonden aan het handelen dat de schade zou hebben veroorzaakt. De kosten werden door beide partijen zelf gedragen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002612-19
datum uitspraak: 17 december 2020
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 27 juni 2019 in de strafzaak onder parketnummer 15-054385-19 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1984,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
3 december 2020 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 27 augustus 2018 te Alkmaar, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
- een of meerdere fles(sen) drank en/of
- een of meerdere geldbedragen (te weten: € 200),
in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [benadeelde] en/of [slachtoffer], heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [benadeelde] en/of [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, een en/of meermalen:
- een mes en/of een stuk metaal, althans een (scherp) voorwerp, in de hand(en) heeft/hebben gehad in de nabijheid van die [benadeelde] en/of [slachtoffer] en/of
- die [benadeelde] heeft/hebben geslagen en/of gestompt in/tegen het gezicht en/of elders tegen het lichaam.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof met betrekking tot de bewijsvraag tot een andere beslissing komt dan de rechtbank.

Vordering van het openbaar ministerie

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen.

Verzoek van de verdediging

De verdediging heeft gemotiveerd bepleit dat het hof de verdachte zal vrijspreken.

Vrijspraak

Met de verdediging stelt het hof vast dat de verklaringen van verschillende betrokkenen over hetgeen op 27 augustus 2018 in de woning van [benadeelde] in Alkmaar is voorgevallen, op wezenlijke onderdelen discrepanties, inconsistenties en ongerijmdheden bevatten. Waar de verdachte de diefstal die hem wordt verweten voorts van meet af aan heeft ontkend en daarbij op het hof op de terechtzitting in hoger beroep een authentieke indruk heeft gemaakt, komt het hof niet tot de overtuiging dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan, zodat hij daarvan moet worden vrijgesproken.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

De benadeelde partij [benadeelde] heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 2.276,58, te vermeerderen met de wettelijke rente. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 737,43. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het tenlastegelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in de vordering niet worden ontvangen.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Bepaalt dat de verdachte en de benadeelde partij ieder hun eigen kosten dragen.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. C.N. Dalebout, mr. J.J.I. de Jong en mr. J.J.J. Schols, in tegenwoordigheid van R.J. den Arend, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 17 december 2020.