In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 17 december 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1984, werd beschuldigd van mishandeling van een keeper tijdens een amateurvoetbalwedstrijd op 30 maart 2019 in Hoofddorp. De verdachte, die als grensrechter fungeerde, sloeg de keeper met zijn vuist tegen het achterhoofd, wat leidde tot verwondingen en tijdelijke bewusteloosheid van het slachtoffer. Het hof oordeelde dat de mishandeling wettig en overtuigend bewezen was, maar sprak de verdachte vrij van andere tenlastegelegde feiten.
De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een geldboete van €500,00, subsidiair 10 dagen hechtenis. In hoger beroep vorderde de advocaat-generaal een voorwaardelijke taakstraf van 60 uren, maar het hof besloot tot handhaving van de geldboete. Het hof hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder het verlies van zijn lidmaatschap bij de voetbalvereniging, de schorsing door de KNVB, en de media-aandacht die leidde tot bedreigingen. De verdachte had ook een mediationtraject doorlopen en excuses aangeboden aan het slachtoffer, wat het hof meeweegt in de strafmaat.
Uiteindelijk oordeelde het hof dat een geldboete passend was, gezien de ernst van de mishandeling en de gevolgen voor zowel de verdachte als het slachtoffer. De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 23, 24, 24c en 300 van het Wetboek van Strafrecht. Het hof vernietigde het vonnis van de politierechter en legde de geldboete op, met inachtneming van de tijd die de verdachte in voorarrest had doorgebracht.