ECLI:NL:GHAMS:2020:3918
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak in drugszaken op basis van onbetrouwbare stemherkenningen
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 5 augustus 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1991 en zonder bekende woon- of verblijfplaats, was beschuldigd van het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verkopen, afleveren, verstrekken en vervoeren van cocaïne in de periode van 4 december 2018 tot en met 28 februari 2019 in de gemeente Zaanstad. Het openbaar ministerie had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank, waarin de verdachte was vrijgesproken. De advocaat-generaal vorderde een gevangenisstraf van zes maanden en verbeurdverklaring van een geldbedrag van € 3.106,20, gebaseerd op stemherkenningen van verbalisanten die de verdachte hadden herkend in gesprekken over drugs met medeverdachte [medeverdachte].
De verdediging stelde dat er onvoldoende bewijs was voor de beschuldigingen en dat de stemherkenningen niet betrouwbaar waren. Het hof oordeelde dat de stemherkenningen van de verbalisanten niet bruikbaar waren voor het bewijs, omdat er onvoldoende informatie was over de grondslag van de herkennning. Het hof concludeerde dat het dossier onvoldoende bewijs bevatte om tot een bewezenverklaring te komen. Daarom werd de verdachte vrijgesproken van de tenlastelegging.
Het hof vernietigde het vonnis waarvan beroep en gelastte de teruggave van het in beslag genomen geldbedrag aan de verdachte. De uitspraak benadrukt de noodzaak van betrouwbaar bewijs in strafzaken, vooral wanneer het gaat om stemherkenning als bewijsvoering.