ECLI:NL:GHAMS:2020:4029

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
17 augustus 2020
Publicatiedatum
5 december 2021
Zaaknummer
23-004481-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake vals identiteitsbewijs en strafoplegging

Op 17 augustus 2020 vond de openbare terechtzitting plaats in de enkelvoudige strafkamer van het Gerechtshof Amsterdam. De verdachte, geboren in 1966, was niet aanwezig, maar werd vertegenwoordigd door zijn raadsman, mr. H.G. Koopman. De advocaat-generaal, mr. F. Posthumus, presenteerde de zaak. De verdachte was in het bezit van een vals Tanzaniaans paspoort, dat hij op 7 oktober 2018 op Schiphol had aangetroffen. De advocaat-generaal betoogde dat de verdachte had moeten weten dat het paspoort vals was, gezien de omstandigheden en de inconsistenties in zijn verklaringen. De raadsman voerde aan dat de verdachte niet wist dat het paspoort vals was en dat hij niet redelijkerwijs had kunnen vermoeden dat dit het geval was. Het hof oordeelde dat de verdachte wel degelijk wist dat het paspoort vervalst was, en verwierp het verweer van de raadsman. Het hof achtte het feit wettig en overtuigend bewezen en legde een gevangenisstraf van twee maanden op, waarbij het eerdere vonnis werd vernietigd. De verdachte en de advocaat-generaal kregen de mogelijkheid om binnen 14 dagen beroep in cassatie in te stellen tegen het arrest.

Uitspraak

Proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van de enkelvoudige strafkamer van dit gerechtshof op
17 augustus 2020.
Tegenwoordig zijn:
mr. P.F.E. Geerlings, raadsheer,
S. Abelsma, griffier.
Het openbaar ministerie wordt vertegenwoordigd door mr. F. Posthumus, advocaat-generaal.
De raadsheer doet de zaak tegen de hierna te noemen verdachte uitroepen.
De verdachte, opgeroepen als
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1966,
adres: [woonplaats] ,
is niet verschenen.
Als raadsman van de verdachte is ter terechtzitting aanwezig mr. H.G. Koopman, advocaat te Amsterdam, die mededeelt dat hij
weluitdrukkelijk is gemachtigd als raadsman de verdachte te verdedigen. De raadsheer deelt mee dat de behandeling dan op tegenspraak plaatsvindt.
De advocaat-generaal draagt de zaak voor.
De raadsman van de verdachte, die hoger beroep heeft ingesteld, wordt in de gelegenheid gesteld mondeling de bezwaren van de verdachte tegen het vonnis op te geven. Hij zegt dat de verdachte vindt dat hij ten onrechte is veroordeeld.
De raadsheer deelt mondeling mede de korte inhoud van de stukken van het dossier in deze strafzaak.
De raadsman antwoordt op vragen van de raadsheer en de advocaat-generaal:
Mijn cliënt bevindt zich in Engeland. Vanwege reisrestricties die verband houden met het Corona-virus is hij niet in staat de zitting van heden bij te wonen. Ik vermoed dat mijn cliënt is geëmigreerd naar Engeland en daar werkt in de consultancybranche. Hij is gescheiden van zijn echtgenote. Ik geloof dat de kinderen van mijn cliënt en zijn ex-echtgenote nu bij hun moeder wonen.
De advocaat-generaal en de raadsman van de verdachte delen mede geen behoefte te hebben aan het voorhouden van stukken.
De raadsheer deelt kort samengevat mede de inhoud een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 4 augustus 2020 voor.
De advocaat-generaal voert het woord en leest de vordering voor. Deze wordt aan het gerechtshof overgelegd en in het dossier gevoegd. Hierbij voert hij aan:
Er bestaat geen discussie over het feit dat meneer in zijn bagage een vals Tanzaniaans paspoort had. Ik acht de verklaring van de verdachte niet geloofwaardig, vaag en oncontroleerbaar. Uit het dossier blijkt niet dat de verdachte iets heeft gedaan om [naam 1] , van wie hij het paspoort kreeg, te vinden voor een verklaring. Bovendien verklaart de verdachte inconsistent over de werkzaamheden van [naam 1] . Daarnaast zit er een belangrijke tegenstrijdigheid in het verhaal over wie met wie contact op zou nemen zodra verdachte hier in Nederland aankwam. Wat betreft het opzet: het gaat om een paspoort voor Tanzaniaanse man die hier in Nederland verblijft zonder paspoort. Het is een feit van algemene bekendheid dat een Tanzaniaanse man niet in Nederland mag verblijven zonder paspoort. De verdachte had op zijn minst redelijkerwijs moeten vermoeden dat het paspoort vals was. Ik meen dat het feit wettig en overtuigend bewezen kan worden. Ik vorder een gevangenisstraf voor de duur van twee maanden.
De raadsheer geeft de raadsman de gelegenheid het woord tot verdediging te voeren. Hij doet dit aan de hand van zijn pleitnotities. Deze worden aan het gerechtshof overgelegd, in het dossier gevoegd en de inhoud geldt als hier ingelast. In aanvulling hierop voegt de raadsman toe:
Mijn cliënt wist niet en had ook niet redelijkerwijs kunnen vermoeden dat het een vals paspoort
betrof.
De advocaat-generaal wordt in de gelegenheid gesteld het woord te voeren in repliek. Deze maakt daarvan geen gebruik.
Aan de raadsman wordt het recht gelaten het laatst te spreken. Hij maakt daarvan geen gebruik.
De raadsheer verklaart het onderzoek gesloten en deelt mee terstond mondeling arrest te zullen wijzen.
De raadsheer spreekt het arrest uit ter openbare terechtzitting.
De raadsheer geeft aan dat de verdachte en de advocaat-generaal binnen 14 dagen beroep in cassatie kunnen instellen tegen dit arrest.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de raadsheer en de griffier is vastgesteld en ondertekend.
AANTEKENING VAN HET MONDELING ARREST

1.Voorvragen

2.Inhoud van de tenlastelegging

Overeenkomstig de inleidende dagvaarding.

3.Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt.

4.Ter terechtzitting gevoerd verweer

De raadsman heeft namens de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep om vrijspraak verzocht van het ten laste gelegde feit, omdat de verdachte niet wist dan wel redelijkerwijs kon vermoeden dat het paspoort dat hij bij zich had vals was.
Het hof verwerpt het verweer en overweegt daartoe als volgt. De verdachte heeft verschillende elkaar op essentiële punten uitsluitende verklaringen afgelegd over degene die het paspoort zou ontvangen. Over het telefoonnummer dat op de enveloppe met het paspoort zou staan, heeft de verdachte niets verklaard bij de marechaussee, terwijl dat belangrijke informatie had kunnen opleveren. Uit de voormelde feiten en omstandigheden in onderlinge samenhang beschouwd, leidt het hof af dat de verdachte wist dat het een vervalst document betrof. De verklaring van de verdachte dat hij niet wist dat het een vals paspoort betrof, wordt op grond van het voorgaande niet aannemelijk geacht en terzijde geschoven.

5.Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 7 oktober 2018 te Schiphol een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht, te weten een nationaal paspoort van Tanzania (voorzien van nummer [nummer 1] , op naam van [naam 2] , [personalia] ), waarvan hij, verdachte, wist dat dit vals of vervalst was, voorhanden heeft gehad.

6.Bewijsmiddelen

De in de bewijsmiddelen opgenoemde feiten en omstandigheden leveren de redengevende feiten en omstandigheden op, waarop de beslissing van het hof steunt dat het ten laste gelegde en bewezen verklaarde feit door de verdachte is begaan.
1.
Een proces-verbaal van aanleiding en onderzoek aangeboden documenten met nummer PL27QR/18-086151 van 7 oktober 2018, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [naam 3] , dossierparagraaf 0.7.
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als
mededeling van verbalisanten (of één of meer van hen):
Op zondag 7 oktober 2018, omstreeks 17:00 uur, waren wij, verbalisanten, werkzaam
in het bureau van de afdeling Falsificaten te Schiphol. Aan ons werd overhandigd het
volgende reisdocument: een nationaal paspoort van Tanzania, voorzien van het
nummer [nummer 1] .
Bij onderzoek aan het voornoemde nationaal paspoort van Tanzania, voorzien van het nummer [nummer 1] , zagen wij, verbalisanten, dat:
- op naam was gesteld van [naam 2] , [personalia] ;
- het document qua kleur, lay-out, detaillering en gebruikte productie- en beveiligingstechnieken niet overeenkwam met een origineel, nationaal paspoort van Tanzania van dit model;
- de in dit document aanwezige bladzijden qua kleur, detaillering en gebruikte productietechnieken niet overeenkwamen met originele bladzijden, aangebracht in een nationaal paspoort van Tanzania van dit model;
- de in dit document aanwezige bladzijden niet waren voorzien van een watermerk, terwijl alle bladzijden, aanwezig in een origineel nationaal paspoort van Tanzania van dit model, wel zijn voorzien van een watermerk;
- het onderste gedeelte van de personaliabladzijde machine leesbaar was ingevuld;
- bij controle van deze machine Leesbare Zone, de berekende waarden van de in de onderste regel vermelde controlegetallen, niet overeenkwamen met de waarden zoals die behoren te zijn na een gestandaardiseerde berekening, die is vastgelegd in Document [nummer 2] van de International Civil Aviation Organization;
- bij aanstraling met een ultraviolette lichtbron de personaliabladzijde duidelijk waarneembaar helder oplichtte, terwijl een personaliabladzijde in een origineel nationaal paspoort van Tanzania van dit model niet helder oplicht;
- er in het document diverse afdrukken van in- en uitreisstempels van de autoriteiten van Tanzania, Ghana, de Verenigde Arabische Emiraten, Zambia, Kenia en Senegal waren aangebracht;
- de voornoemde stempelafdrukken qua detaillering en lay out niet overeenkomen met originele, door de autoriteiten van Tanzania, Ghana, de Verenigde Arabische Emiraten, Zambia, Kenia en Senegal, aangebrachte stempelafdrukken.
Conclusie:
Naar aanleiding van bovenstaande kon dezerzijds worden vastgesteld dat het nationaal paspoort van Tanzania, voorzien van het nummer [nummer 1] , een vals exemplaar betreft. Voorts kan worden gesteld dat de in het nationaal paspoort van Tanzania voornoemd, aangebrachte stempelafdrukken valse exemplaren betreffen.
2.
Een proces-verbaal van verhoor met nummer PL27QR/18-086151 van 24 februari 2018 (het hof begrijpt: 8 oktober 2018), in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [naam 4] , dossierparagraaf 1.1.
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 8 oktober 2018 tegenover verbalisant afgelegde verklaring van
verdachte:
Ik, verbalisant [naam 4] , toon de verdachte een Nationaal paspoort van Tanzania, voorzien van het nummer [nummer 1] , welke NIET is voorzien van goedgelijkende pasfoto van de verdachte.
V: Dit document is bij u aangetroffen door de douane, klopt dat?
A: Ja. […] Een kennis van mij in Dubai zei dat hij een vriend van hem had die in Nederland zat en terug moest naar Afrika maar geen paspoort had om te reizen. Ik moest het paspoort aan die persoon geven. […] Degene die het paspoort zou moeten gebruiken zou mij maandag bellen. […] De kennis in Dubai heet [naam 1] , ik ken geen achternaam van hem. Ik had hem voor het eerst ontmoet op een onroerend goedbeurs in Dubai. Ik kwam hem [deze keer] in Dubai bij toeval tegen op een feest. Hij vroeg: reis je nog naar Nederland? Het was ook puur toeval dat hij nog een paspoort naar Nederland moest sturen. Dat paspoort kreeg ik niet op het feest maar in de ochtend op het vliegveld. Hij is naar de luchthaven gegaan.
3.
De verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting van de politierechter op 29 november 2018.Deze verklaring houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Ik had een stay over in Dubai en besloot de stad in te gaan. Ik kwam daar toevallig een kennis van me tegen, [naam 1] genaamd, die in Dubai woont en handelt in kunstwerken. Ik heb hem twee jaar geleden voor het eerst ontmoet in Nederland. Op [een] feest kwam ik [naam 1] wederom tegen. U houdt me voor dat ik eerder heb verklaard dat [naam 1] in onroerend goed handelt. Dat is ook zo, maar hij handelt ook in kunst. Op dat feest vroeg [naam 1] mij of ik weer terug zou gaan naar Nederland en zo ja, of ik iets voor hem mee wilde nemen. Dit betrof een paspoort van iemand die in Nederland woonde en zijn paspoort was vergeten. Ik kreeg het paspoort in een enveloppe met daarop geschreven een telefoonnummer. Ik moest dat nummer bellen als ik in Nederland zou zijn aangekomen om een afspraak te maken om het paspoort te overhandigen.

7.Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht voorhanden hebben, waarvan hij weet dat het vals is.

8.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

9.Oplegging van straf

De politierechter heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één maand en een taakstraf voor de duur van zestig uren, bij het niet of niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door dertig dagen hechtenis.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte ten aanzien van het ten laste gelegde zal
worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee maanden.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft een vervalst identiteitsbewijs in zijn bezit gehad. Aldus heeft hij het vertrouwen dat in het maatschappelijk verkeer wordt gesteld in reisdocumenten schade berokkend.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële documentatie van 4 augustus 2020 is de verdachte eerder voor een soortgelijk feit veroordeeld. Het hof heeft acht geslagen op straf die in soortgelijke gevallen pleegt te worden opgelegd en die zijn weerslag heeft gevonden in de Oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht, te weten een gevangenisstraf voor de duur van twee maanden. Deze straf neemt het hof tot uitgangspunt. In hetgeen omtrent de persoonlijke situatie van de verdachte naar voren is gebracht, ziet het hof geen aanleiding om daarvan af te wijken.
Het hof acht, alles afwegende, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Artikel 231 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) maanden.