ECLI:NL:GHAMS:2020:4074

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
4 augustus 2020
Publicatiedatum
25 februari 2022
Zaaknummer
23-001954-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake gewapende overval op supermarkt door jeugdige daders met jeugddetentie als gevolg

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 4 augustus 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 2001, was betrokken bij een gewapende overval op een supermarkt op 2 mei 2018. Tijdens de overval, die plaatsvond in Amsterdam, werd de benadeelde onder bedreiging met een vuurwapen en tasers gedwongen om een geldbedrag van circa 1100 euro af te geven. De verdachte werd samen met twee medeverdachten aangehouden in de nabijheid van de plaats delict, waar ook kledingstukken en wapens werden aangetroffen die aan de overval gerelateerd waren. Het hof oordeelde dat de verdachte niet-ontvankelijk was in het hoger beroep voor zover dit gericht was tegen de vrijspraak van de rechtbank voor een ander tenlastegelegd feit. Het hof vernietigde het vonnis van de rechtbank voor het bewezenverklaarde feit en legde de verdachte een jeugddetentie op van 180 dagen, waarvan 49 dagen voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals begeleiding en behandeling voor agressie en middelengebruik. De vordering van de benadeelde partij werd gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte werd veroordeeld tot schadevergoeding voor immateriële schade.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001954-19
datum uitspraak: 4 augustus 2020
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 7 mei 2019 in de strafzaak onder parketnummer 13-684191-18 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2001,
adres: [adres 1],
thans uit anderen hoofde gedetineerd in Forensisch Centrum Teylingereind te Sassenheim.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 15 oktober 2019, 9 januari 2020 en 21 juli 2020 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep

De verdachte is door de rechtbank Amsterdam vrijgesproken van hetgeen aan hem onder 2 is tenlastegelegd. Het hoger beroep is door de verdachte bij akte onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte mitsdien niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraak.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 2 mei 2018 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of anderen wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [benadeelde] en/of [slachtoffer] heeft/hebben gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag van circa 1100 euro, in elk geval van enig geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan de [winkel] (vestiging [adres 2]), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s),
- een pistool, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, heeft/hebben gepakt en/of getoond en/of voorgehouden aan en/of gericht naar voornoemde [benadeelde] en/of [slachtoffer] en/of
- een taser heeft/hebben getoond en/of voorgehouden aan voornoemde [benadeelde] en/of [slachtoffer] en/of (vervolgens) die taser heeft/hebben laten afgaan en/of
- ( vervolgens) aan voornoemde [benadeelde] en/of [slachtoffer] dreigend de woorden heeft/hebben toegevoegd: "Doe je kassa open en geef mij het geld", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, zal worden vernietigd, omdat het hof tot andere beslissingen komt dan de rechtbank.

Bewijsoverweging

Standpunt van de verdediging
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdediging vrijspraak bepleit. De verdachte ontkent betrokkenheid bij de overval. Uit het dossier kan niet worden afgeleid dat de verdachte op de plaats delict is geweest. Op de plaats delict zijn geen sporen van de verdachte aangetroffen. Er is geen wapen of geld gevonden. Het door de aangevers opgegeven signalement bevat te weinig specifieke kenmerken om uit af te leiden dat de verdachte de derde persoon was die bij de overval betrokken is geweest en ook de medeverdachten hebben dit niet willen bevestigen. Op de vluchtscooter is geen DNA van de verdachte aangetroffen en de kleding die bij de overval zou zijn gebruikt is niet op DNA getest.
Feiten en omstandigheden
Het hof ontleent de volgende feiten en omstandigheden aan de bewijsmiddelen.
Op 2 mei 2018 omstreeks 19:48 uur heeft een gewapende overval plaatsgevonden op supermarkt [winkel], gevestigd aan de [adres 2] te Amsterdam. Er was sprake van drie jeugdige daders met een donkere huidskleur, waarbij twee daders een mager/tenger postuur hadden en een dader een gezet postuur. Alle daders droegen handschoenen. Qua schoeisel had één van de daders geheel zwarte sportschoenen aan, de andere twee daders zwarte sportschoenen met witte elementen. Verder was een van de daders gekleed in een camouflagejas (legerkleurig met witte legerpatronen) en een andere dader in een jas met grijze vlakken. Ook waren de daders voorzien van wapens: een van hen had een zwart handvuurwapen in zijn hand en de twee andere daders ieder een zwarte taser. Na de overval zijn de daders weggelopen, waarna twee daders per scooter zijn gevlucht en een dader dezelfde richting uit is gelopen, naar een bosje en parkje met water daarachter.
Enkele minuten na de overval, om 19:53 uur, ontvingen verbalisanten een melding dat op de Bok de Korverweg ter hoogte van Park De Kuil een scooter in de bosjes lag waarvan de verlichting nog brandde. Om 19:58 uur waren de verbalisanten ter plaatse, waarna in de directe omgeving drie personen werden aangetroffen die pasten in het signalement van de daders van de overval. Het betroffen de verdachte en medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2]. Alle drie de verdachten hadden een donkere huidskleur en een van hen, [medeverdachte 1], had een flinker postuur dan de andere twee. [medeverdachte 1] kwam in het park uit tegengestelde richting aanlopen, terwijl [medeverdachte 2] na een waarschuwing door de politie uit de bosjes tevoorschijn kwam. Hij had een taser bij zich en bekende later betrokken te zijn geweest bij de overval. Toen hem tijdens zijn aanhouding werd gevraagd waar de andere persoon (het hof begrijpt: de derde verdachte) zich bevond, maakte hij met zijn hoofd een wijzende beweging richting de bosjes, alwaar vervolgens de verdachte, op zijn knieën zittend, weggekropen in de bosjes werd aangetroffen.
Vlakbij de plaats waar voornoemde verdachten zijn aangehouden werden verschillende kledingstukken aangetroffen, die sterke gelijkenis vertoonden met enkele kledingstukken die door de daders van de overval zijn gebruikt, waaronder de camouflagejas en de jas met grijze vlakken. Ook werden aldaar zwarte handschoenen aangetroffen. Medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] droegen bij hun aanhouding ieder zwarte sportschoenen met witte elementen, terwijl de verdachte geheel zwarte sportschoenen droeg, overeenkomend met het schoeisel van de drie daders.
Oordeel van het hof
Het hof acht deze feiten en omstandigheden redengevend voor het bewijs dat de verdachte betrokken is geweest bij de overval. De verdachte heeft niet een deze redengevendheid ontzenuwende verklaring afgelegd. Het hof hecht geen geloof aan de verklaring van de verdachte dat hij zich in de bosjes bevond omdat hij moest plassen en dat hij zijn vriend, de medeverdachte [medeverdachte 2], even daarvoor toevallig was tegengekomen nadat hij bij een andere vriend uit Geuzenveld vandaan kwam. Daarbij neemt het hof in aanmerking dat de verdachte wisselend heeft verklaard over wat hij in de bosjes deed - gelet op zijn aanvankelijke verklaring bij de politie dat hij aan het schuilen was voor de regen - en ook niet heeft willen verklaren bij wie of waar hij daarvoor in Geuzenveld heeft verbleven. Ook acht het hof niet aannemelijk dat de verdachte aan het plassen was, gelet op de omstandigheid dat hij op zijn knieën weggekropen in de bosjes door de politie is aangetroffen, ter terechtzitting heeft gezegd dat hij staand plast, en evenmin dat hij zijn vriend [medeverdachte 2] toevallig op straat was tegengekomen, nu deze overeenkomstig zijn eigen bekennende verklaring kort daarvoor de overval op [winkel] had gepleegd.
Gelet op de hierboven vastgestelde feiten en omstandigheden in onderlinge samenhang beschouwd en in aanmerking genomen dat de verdachte geen aannemelijke verifieerbare alternatieve verklaring heeft gegeven voor zijn aanwezigheid ter plaatse kort na de overval, is het hof van oordeel dat de handelswijze van de verdachte voor geen andere uitleg vatbaar is dan hij zich voor de politie verscholen hield nadat hij samen met de medeverdachten de overval bij [winkel] had gepleegd. Het hof neemt daarbij in aanmerking dat de verdachte is aangetroffen weggekropen in de bosjes, zittend op zijn knieën, in de buurt van de medeverdachte [medeverdachte 2] en van een scooter met brandende verlichting, en in die bosjes kledingstukken werden aangetroffen die zichtbaar en vergelijkbaar waren met de kleding van de overvallers op de camerabeelden van de overval.
Het hof verwerpt derhalve het verweer en komt tot bewezenverklaring van het tenlastegelegde feit.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat hij:
op 2 mei 2018 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en anderen wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [benadeelde] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag van circa 1100 euro, toebehorende aan de [winkel], vestiging [adres 2], welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, de verdachte en zijn mededaders,
- een op een vuurwapen gelijkend voorwerp hebben getoond en voorgehouden aan en gericht naar voornoemde [benadeelde] en
- een taser hebben getoond en voorgehouden aan voornoemde [benadeelde] en
- aan voornoemde [benadeelde] dreigend de woorden hebben toegevoegd: "Doe je kassa open en geef mij het geld".
Hetgeen onder 1 meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1 bewezenverklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 bewezenverklaarde veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 180 dagen met aftrek van voorarrest waarvan 49 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren waarbij als bijzondere voorwaarden zijn opgelegd dat de verdachte medewerking verleent aan het traject van begeleid wonen bij [instelling 1], naar school dan wel stage gaat volgens zijn rooster, samen met de hulpverlening op zoek gaat naar een vrijetijdsbesteding in de vorm van een bijbaantje of anderszins, een avondklok wordt opgelegd voor de duur van drie maanden en medewerking verleent aan een behandeling voor zijn agressie en middelengebruik, en tevens de dadelijke uitvoerbaarheid hiervan bevolen.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd, met uitzondering van de bijzondere voorwaarde dat aan de verdachte een avondklok wordt opgelegd.
De raadsman heeft verzocht rekening te houden met de uitkomst in een andere strafzaak waarin door de officier van justitie oplegging van dezelfde bijzondere voorwaarden is gevorderd en om die reden verzocht aan een eventueel voorwaardelijk strafdeel in onderhavige zaak geen bijzondere voorwaarden te verbinden.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich samen met twee anderen schuldig gemaakt aan een gewapende overval op een filiaal van [winkel]. De verdachten hebben het slachtoffer met een (nep)vuurwapen en twee tasers bedreigd en hem gedwongen het kassageld af te geven. Een gewapende overval is een zeer ernstig feit. Het gemak waarmee de verdachte en de medeverdachten - jongens die ten tijde van het feit 15 en 16 jaar oud waren - een dergelijk feit plegen waarbij ze hun eigen geldelijk gewin voor ogen hebben zonder ook maar een moment stil te staan bij de gevolgen die dit voor de slachtoffers teweeg brengt, is zorgelijk. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van dit soort misdrijven nog langdurig nadelige psychische gevolgen kunnen ondervinden. Het hof rekent dit de verdachte aan.
Het hof komt in beginsel tot dezelfde straf als door de rechtbank is opgelegd.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 13 juli 2020 is hij niet eerder strafrechtelijk veroordeeld. De verdachte is daarom aan te merken als
first offender.
Verder houdt het hof rekening met de toepasselijkheid van artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de adviezen van het Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering (hierna: LJ&R), waaronder het Reclasseringsadvies van 6 december 2019 en een kort verslag van 7 januari 2020 met betrekking tot de terechtzitting in hoger beroep. In dit laatste rapport wordt geadviseerd het reeds gestarte toezicht met bijzondere voorwaarden voort te zetten, met daarnaast een behandeling voor traumaverwerking.
Ter zitting heeft de LJ&R naar voren gebracht dat de verdachte in de periode voorafgaand aan de voorlopige hechtenis in een andere strafzaak bij [instelling 2] is geplaatst. Daar was een positieve lijn te zien in zijn gedrag op verschillende leefgebieden, waaronder zelfredzaamheid en -ontwikkeling, dagbesteding, traumaverwerking en drugsgebruik. Dit toont aan dat de verdachte baat heeft bij de geboden begeleiding bij [instelling 2]. Geadviseerd wordt de medewerking van de verdachte aan deze begeleiding te continueren en tevens de dadelijke uitvoerbaarheid daarvan te bevelen.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de rapportages van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad), waaronder de rapportage van 26 november 2019, welke rapportages in het kader van de persoonlijke omstandigheden van de verdachte zijn opgemaakt.
Ter zitting heeft de Raad zich aangesloten bij hetgeen door de LJ&R naar voren is gebracht. Geadviseerd wordt om begeleiding op te leggen en de eerder door de rechtbank opgelegde bijzondere voorwaarden te verbinden aan een (deels) voorwaardelijke straf en tevens de dadelijke uitvoerbaarheid daarvan te bevelen.
In het vorenstaande ziet het hof aanleiding om naast de bijzondere voorwaarden zoals gevorderd door de advocaat-generaal als bijzondere voorwaarde tevens op te leggen dat de verdachte zal meewerken aan een behandeling voor traumaverwerking.
Anders dan de raadsman ziet het hof in de omstandigheid dat in een andere strafzaak mogelijk bijzondere voorwaarden aan een voorwaardelijk strafdeel worden verbonden geen aanleiding om hiervan in onderhavige zaak af te zien.
Het hof zal de dadelijke uitvoerbaarheid van het reclasseringstoezicht en de bijzondere voorwaarden bevelen. Gelet op het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, en in het bijzonder de aard en ernst van het strafbare feit en het gemak waarmee de verdachte kennelijk tot dat feit is gekomen, moet er ernstig rekening mee worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf gericht tegen de onaantastbaarheid van het lichaam zal begaan. Daarom bepaalt het hof de dadelijke uitvoerbaarheid van het reclasseringstoezicht en de bijzondere voorwaarden zoals reeds genoemd, teneinde meteen aan te vangen met de behandeling en begeleiding.
Het hof acht, alles afwegende, een jeugddetentie van na te melden duur passend en geboden.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 3000,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 750,00. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen. De immateriële schade heeft het hof naar billijkheid gewaardeerd op voornoemd bedrag. Het meer of anders aan immateriële schade gevorderde zal bijgevolg worden afgewezen.
Het hof zal de schadevergoedingsmaatregel opleggen op de hierna te noemen wijze om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 36f, 63, 77a, 77g, 77h, 77i, 77x, 77y, 77z, 77za, 77aa en 317 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 2 tenlastegelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot jeugddetentie voor de duur van
180 (honderdtachtig) dagen.
Bepaalt dat een gedeelte van de jeugddetentie, groot
49 (negenenveertig) dagen,niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 2 (twee) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn/haar identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen, of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- wordt verplicht zijn medewerking te verlenen aan het traject van begeleid wonen bij [instelling 1] en/of [instelling 2] begeleid wonen;
- naar school en/of stage gaat volgens het lesrooster;
- samen met de hulpverlening op zoek gaat naar een vrijetijdsbesteding, in de vorm van een bijbaantje of anderszins;
- wordt verplicht zijn medewerking te verlenen aan een behandeling voor zijn agressie, middelengebruik en traumaverwerking.
Beveelt dat voormelde voorwaarden en het uit te oefenen reclasseringstoezicht,
dadelijk uitvoerbaarzijn.
Geeft opdracht aan GI Leger des Heils tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarde(n) en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde] ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 750,00 (zevenhonderdvijftig euro) bestaande uit immateriële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Wijst de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding voor het overige af.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde], ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van
€ 750,00 (zevenhonderdvijftig euro) als vergoeding voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 2 mei 2018.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.J.A. Duker, mr. W.F. Groos en mr. M. Senden, in tegenwoordigheid van mr. L. Pothast, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 4 augustus 2020.
Mr. M.J.A. Duker is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]