ECLI:NL:GHAMS:2020:4137
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in strafvervolging na overlijden verdachte
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 1 mei 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 16 december 2019. De verdachte, geboren in 1953, was laatstelijk gedetineerd in een onbekende detentieadres en heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank. Echter, tijdens de procedure is gebleken dat de verdachte op 31 maart 2020 is overleden, zoals bevestigd door een akte van overlijden van de gemeente Rotterdam. Dit leidde tot de vraag of het Openbaar Ministerie nog ontvankelijk was in de strafvervolging tegen de overleden verdachte.
Het hof heeft vastgesteld dat, ingevolge artikel 69 van het Wetboek van Strafrecht, het recht tot strafvordering tegen de verdachte is vervallen door zijn overlijden. Gezien deze omstandigheden heeft het hof geoordeeld dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn strafvervolging. Het hof heeft het vonnis waarvan beroep vernietigd en opnieuw recht gedaan door de niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie te bevestigen. Deze beslissing is genomen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof, waarbij de rechters M.F.J.M. de Werd, P.F.E. Geerlings en M. Senden aanwezig waren, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 1 mei 2020.