ECLI:NL:GHAMS:2020:4137

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
1 mei 2020
Publicatiedatum
30 juni 2024
Zaaknummer
23-000022-20
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in strafvervolging na overlijden verdachte

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 1 mei 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 16 december 2019. De verdachte, geboren in 1953, was laatstelijk gedetineerd in een onbekende detentieadres en heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank. Echter, tijdens de procedure is gebleken dat de verdachte op 31 maart 2020 is overleden, zoals bevestigd door een akte van overlijden van de gemeente Rotterdam. Dit leidde tot de vraag of het Openbaar Ministerie nog ontvankelijk was in de strafvervolging tegen de overleden verdachte.

Het hof heeft vastgesteld dat, ingevolge artikel 69 van het Wetboek van Strafrecht, het recht tot strafvordering tegen de verdachte is vervallen door zijn overlijden. Gezien deze omstandigheden heeft het hof geoordeeld dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn strafvervolging. Het hof heeft het vonnis waarvan beroep vernietigd en opnieuw recht gedaan door de niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie te bevestigen. Deze beslissing is genomen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof, waarbij de rechters M.F.J.M. de Werd, P.F.E. Geerlings en M. Senden aanwezig waren, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 1 mei 2020.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000022-20
datum uitspraak: 1 mei 2020
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 16 december 2019 in de strafzaak onder parketnummer 15-211010-19 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedag] 1953,
laatstelijk gedetineerd in [detentieadres] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
1 mei 2020.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal.

Vonnis waarvan beroep

Het hof heeft van de advocaat-generaal ontvangen een afschrift van een akte van overlijden, op
31 maart 2020 opgemaakt door de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Rotterdam, waaruit blijkt dat de verdachte op [datum] 2020 te [plaats] is overleden.
Ingevolge artikel 69 van het Wetboek van Strafrecht is het recht tot strafvordering tegen deze verdachte vervallen en dient het Openbaar Ministerie – overeenkomstig zijn vordering – niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vervolging van de verdachte.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart het openbaar ministerie ter zake van het ten laste gelegde niet-ontvankelijk in zijn strafvervolging.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.F.J.M. de Werd, mr. P.F.E. Geerlings en mr. M. Senden, in tegenwoordigheid van
mr. S.W.H. Bootsma, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
1 mei 2020.