ECLI:NL:GHAMS:2020:4139

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
16 juni 2020
Publicatiedatum
30 juni 2024
Zaaknummer
23-000237-20
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot diefstal in Amsterdam met mededader

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 16 juni 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1990 en zonder bekende woon- of verblijfplaats, werd beschuldigd van poging tot diefstal uit een rugzak van een toerist op 2 januari 2020 in Amsterdam. De verdachte en zijn mededader hebben geprobeerd geld en/of goederen te stelen uit de rugzak van het slachtoffer. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn mededader samen hebben gehandeld, waarbij de verdachte de handelingen van de medeverdachte heeft afgeschermd en toezicht heeft gehouden op de omgeving. De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier maanden, maar het hof heeft dit vonnis vernietigd voor wat betreft feit 2 en de opgelegde straf. Het hof heeft geoordeeld dat het onder 1 primair ten laste gelegde bewezen is, maar dat er onvoldoende bewijs was voor feit 2. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee maanden voor het medeplegen van poging tot diefstal, waarbij het hof rekening heeft gehouden met de ernst van het feit en de eerdere veroordelingen van de verdachte.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000237-20
datum uitspraak: 16 juni 2020
VERSTEK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 14 januari 2020 in de strafzaak onder parketnummer 13-002028-20 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ([geboorteland]) op [geboortedag] 1990,
zonder bekende woon- of verblijfplaats.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 2 juni 2020 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
primairhij op of omstreeks 2 januari 2020 te Amsterdam, in elk geval in Nederland ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een rugtas/rugzak weg te nemen geld en/of goederen van zijn/hun gading, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen,
- achter voornoemde [slachtoffer] aan is/zijn gelopen en/of
- dichtbij voornoemde [slachtoffer] is/zijn gaan staan en/of gaan lopen en/of
- een arm/hand in de richting van de rits van die rugtas/rugzak heeft/hebben gedaan en/of bewogen en/of gebracht en/of
- ( vervolgens) aan die rits heeft/hebben gevoeld en/of
- ( vervolgens) die rits en/of rugzak/rugtas heeft/hebben geopend en/of
- ( waarbij) hij, verdachte en/of zijn mededader(s) met zijn/hun lichaam het zicht op zijn/hun handeling(en) heeft/hebben ontnomen en/of
- ( hierbij) constant om zich heen heeft/hebben gekeken,
zulks terwijl tijdens het plegen van voornoemd misdrijf nog geen vijf jaren waren verlopen sedert een vroegere veroordeling van de verdachte/schuldige tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf welke in kracht van gewijsde was gegaan;
subsidiair
[medeverdachte ] op of omstreeks 2 januari 2020 te Amsterdam, in elk geval in Nederland ter uitvoering van het door [medeverdachte ] voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een rugtas/rugzak weg te nemen geld en/of goederen van zijn/hun gading, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een
ander of anderen dan aan [medeverdachte ],
- ( zeer) dichtbij voornoemde [slachtoffer] is gaan staan en/of gaan lopen en/of
- ( vervolgens) een arm/hand in de richting van die rugtas/rugzak heeft gebracht en/of gedaan en/of
- ( vervolgens) aan de rits van die rugtas/rugzak heeft gevoeld en/of
- ( vervolgens) die rits en/of van die rugzak/rugtas (gedeeltelijk) heeft geopend tot en/of
bij het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 2 januari 2020 te Amsterdam, althans in Nederland opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door (zeer)dichtbij voornoemde [slachtoffer] te gaan staan en/of met zijn lichaam het zicht op de handeling(en) van en/of het wegnemen door die [medeverdachte ] te ontnemen en/of af te schermen en/of hierbij (constant) om zich heen heeft gekeken, zulks terwijl tijdens het plegen van voornoemd misdrijf nog geen vijf jaren waren verlopen sedert een vroegere veroordeling van de verdachte/schuldige tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf welke in kracht van gewijsde was gegaan;
2.
primairhij op of omstreeks 2 januari 2020 te Amsterdam, in elk geval in Nederland ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een rugtas/rugzak weg te nemen geld en/of goederen van zijn/hun gading, geheel of ten dele toebehorende aan een tot nu toe onbekend gebleven (vrouwelijke) persoon, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen,
- achter voornoemde persoon aan is/zijn gelopen en/of
- dichtbij voornoemde persoon is/zijn gaan staan en/of gaan lopen en/of
- een arm/hand in de richting (van de rits) van die rugtas/rugzak heeft/hebben gedaan en/of bewogen en/of gebracht en/of
- ( vervolgens) aan die rits en/of rugtas/rugzak heeft/hebben gevoeld en/of
- ( waarbij) hij, verdachte en/of zijn mededader(s) met zijn/hun lichaam het zicht op zijn/hun handeling(en) heeft/hebben ontnomen en/of
- ( hierbij) constant om zich heen heeft/hebben gekeken,
zulks terwijl tijdens het plegen van voornoemd misdrijf nog geen vijf jaren waren verlopen sedert een vroegere veroordeling van de verdachte/schuldige tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf welke in kracht van gewijsde was gegaan;
subsidiair
[medeverdachte ] op of omstreeks 2 januari 2020 te Amsterdam, in elk geval in Nederland ter uitvoering van het door [medeverdachte ] voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een rugtas/rugzak weg te nemen geld en/of goederen van zijn/hun gading, geheel of ten dele toebehorende aan een tot nu toe onbekend gebleven (vrouwelijke) persoon, in elk geval aan een ander of anderen dan aan [medeverdachte ],
- ( zeer) dichtbij voornoemde persoon is gaan staan en/of gaan lopen en/of
- ( vervolgens) een arm/hand in de richting van die rugtas/rugzak heeft
gebracht en/of gedaan en/of
- ( vervolgens) aan de rits van die rugtas/rugzak heeft gevoeld tot en/of
bij het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 2 januari 2020 te Amsterdam, althans in Nederland opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door (zeer)dichtbij voornoemde persoon te gaan staan en/of met zijn lichaam het zicht op de handeling(en) van en/of het wegnemen door die [medeverdachte ] te ontnemen en/of af te schermen en/of hierbij (constant) om zich heen heeft gekeken, zulks terwijl tijdens het plegen van voornoemd misdrijf nog geen vijf jaren waren verlopen sedert een vroegere veroordeling van de verdachte/schuldige tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf welke in kracht van gewijsde was gegaan.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof met betrekking tot feit 2 en de opgelegde straf tot een andere beslissing komt dan de rechtbank.

Bewijsoverweging feit 1 primair

De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat het tenlastegelegde onder 1 primair bewezen kan worden verklaard.
Het hof stelt op basis van de inhoud van het proces-verbaal van bevindingen van 2 januari 2020 en het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] van 2 januari 2020 vast dat de verdachte en de medeverdachte [medeverdachte ] op 2 januari 2020 in Amsterdam gezamenlijk hebben getracht [slachtoffer] te beroven. Het door de verbalisanten in dat verband waargenomen handelen van de verdachte kwalificeert het hof als het medeplegen van poging tot diefstal. Dat handelen bestond immers niet alleen uit het in de gaten houden van de omgeving tijdens de door [medeverdachte ] uitgevoerde handelingen aan de rugzak van aangeefster, maar ook uit het afschermen van die handelingen en het voorafgaand, tijdens en na afloop aan deze handelingen voeren van overleg en het samen volgen van aangeefster.

Vrijspraak feit 2 primair en subsidiair

De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 2 primair tenlastegelegde eveneens bewezen kan worden verklaard. Daartoe heeft zij aangevoerd dat uit de omstandigheid dat de verbalisanten hebben waargenomen dat de medeverdachte [medeverdachte ] met zijn hand richting de tas van het slachtoffer ging, het slachtoffer kort daarna verschrikt opkeek, kan worden opgemaakt dat sprake is van een begin van uitvoering van een wegnemingshandeling. Temeer nu de verdachte en de medeverdachte [medeverdachte ] kort daarvoor in dezelfde winkel op dezelfde wijze hadden geprobeerd zakken te rollen.
Anders dan de politierechter en de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat niet wettig en overtuigend is bewezen hetgeen de verdachte onder 2 primair en subsidiair ten laste is gelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken. Uit het proces-verbaal van bevindingen van
2 januari 2020 volgt dat de verbalisanten geen handelingen hebben waargenomen die kunnen worden aangemerkt als begin van uitvoering van zakkenrollen. De enkele waarneming van de verbalisanten dat de medeverdachte [medeverdachte ], terwijl verdachte kort op hem stond en het zicht op zijn handelingen ontnam, met zijn hand richting de tas van de vrouw gaat en zij vervolgens verschrikt omkijkt is onvoldoende om hieruit op te maken dat de verdachte (samen met [medeverdachte ]) heeft geprobeerd de vrouw van haar eigendommen te beroven. Ook de overige stukken in het dossier en de omstandigheid dat de verdachte en medeverdachte [medeverdachte ] eerder in dezelfde winkel hebben geprobeerd een toerist van haar eigendommen te beroven geven hiervoor onvoldoende bewijs.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
primairhij op 2 januari 2020 te Amsterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een rugzak weg te nemen geld en/of goederen, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], met zijn mededaders,
- dichtbij voornoemde [slachtoffer] is gaan staan en
- een hand in de richting van de rits van die rugzak heeft bewogen en
- vervolgens die rits heeft geopend en
- waarbij hij, verdachte met zijn lichaam het zicht op handelingen heeft ontnomen en
- hierbij constant om zich heen heeft gekeken,
zulks terwijl tijdens het plegen van voornoemd misdrijf nog geen vijf jaren waren verlopen sedert een vroegere veroordeling van de verdachte/schuldige tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf welke in kracht van gewijsde was gegaan.
Hetgeen onder 1 primair meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 primair bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 primair bewezen verklaarde levert op:
poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1 primair bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg feit 1 primair en feit 2 primair bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier maanden met aftrek van voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier maanden.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen. De verdachte heeft met zijn mededader geprobeerd om in de Amsterdamse binnenstad geld en/of goederen te stelen uit een rugzak van een toerist. Zakkenrollerij veroorzaakt veel overlast in de binnenstad van Amsterdam en draagt bij aan een in de maatschappij heersend gevoel van onrust en onveiligheid. De verdachte heeft er blijk van gegeven dat hij geen respect heeft voor het eigendomsrecht van anderen. Het hof rekent hem dit aan.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 20 mei 2020 is hij eerder voor diefstal onherroepelijk veroordeeld, hetgeen in zijn nadeel weegt.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 45, 47, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 2 primair en 2 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 primair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.J.A. Plaisier, mr. M.F.J.M. de Werd en mr. M. Iedema, in tegenwoordigheid van
mr. S.W.H. Bootsma, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
16 juni 2020.
mr. M.F.J.M. de Werd en mr. S.W.H. Bootsma zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]