ECLI:NL:GHAMS:2020:4142

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
26 november 2020
Publicatiedatum
24 februari 2025
Zaaknummer
23-001958-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in hoger beroep tegen een overweging ten overvloede

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 26 november 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep, ingesteld door het openbaar ministerie tegen een vonnis van de economische kamer van de rechtbank Amsterdam van 17 mei 2018. Het hoger beroep was gericht tegen een overweging ten overvloede in het vonnis van de rechtbank, wat leidde tot de vraag of het openbaar ministerie ontvankelijk was in het hoger beroep. De advocaat-generaal stelde dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk was, omdat het appel geen betrekking had op een beslissing van de rechtbank, maar enkel op een overweging die niet bindend was. De raadsman van de verdachte steunde dit standpunt. Het hof oordeelde dat het openbaar ministerie geen rechtens te respecteren belang had bij het hoger beroep, aangezien er geen relevante beslissing van de rechtbank was waartegen beroep kon worden ingesteld. Het hof verklaarde het openbaar ministerie dan ook niet-ontvankelijk in het hoger beroep. Deze uitspraak benadrukt het belang van ontvankelijkheid in hoger beroep en de voorwaarden waaronder een hoger beroep kan worden ingesteld.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001958-18
datum uitspraak: 26 november 2020
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de economische kamer van de rechtbank Amsterdam van 17 mei 2018 in de strafzaak onder parketnummer 13-994070-16 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1958,
adres: [adres].

Onderzoek ter terechtzitting

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
26 november 2020.
Het openbaar ministerie heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.

Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in het hoger beroep

De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep het standpunt ingenomen dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk is in het hoger beroep, omdat het appel is gericht tegen een overweging ten overvloede in het vonnis van de rechtbank en geen betrekking heeft op enige door de rechtbank genomen beslissing. Gelet hierop heeft het openbaar ministerie geen rechtens te respecteren belang bij het ingestelde hoger beroep. De raadsman heeft verklaard zich hierin te kunnen vinden.
Het standpunt van de advocaat-generaal, dat het openbaar ministerie geen rechtens te respecteren belang heeft bij het hoger beroep, nu dit uitsluitend ziet op een overweging ten overvloede in het vonnis, is juist. Nu ook overigens niet is gebleken van enig rechtens te respecteren belang dat is gediend met nader onderzoek van de zaak in hoger beroep, zal het openbaar ministerie niet-ontvankelijk worden verklaard in het hoger beroep.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart het openbaar ministerie niet-ontvankelijk in het hoger beroep.
Dit arrest is gewezen door de economische kamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. P.C. Römer, mr. J.L. Bruinsma en mr. E. van Die, in tegenwoordigheid van
mr. S.W.H. Bootsma, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
26 november 2020.
mr. Van Die is buiten staat dit arrest te ondertekenen.