ECLI:NL:GHAMS:2020:4142
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in hoger beroep tegen een overweging ten overvloede
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 26 november 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep, ingesteld door het openbaar ministerie tegen een vonnis van de economische kamer van de rechtbank Amsterdam van 17 mei 2018. Het hoger beroep was gericht tegen een overweging ten overvloede in het vonnis van de rechtbank, wat leidde tot de vraag of het openbaar ministerie ontvankelijk was in het hoger beroep. De advocaat-generaal stelde dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk was, omdat het appel geen betrekking had op een beslissing van de rechtbank, maar enkel op een overweging die niet bindend was. De raadsman van de verdachte steunde dit standpunt. Het hof oordeelde dat het openbaar ministerie geen rechtens te respecteren belang had bij het hoger beroep, aangezien er geen relevante beslissing van de rechtbank was waartegen beroep kon worden ingesteld. Het hof verklaarde het openbaar ministerie dan ook niet-ontvankelijk in het hoger beroep. Deze uitspraak benadrukt het belang van ontvankelijkheid in hoger beroep en de voorwaarden waaronder een hoger beroep kan worden ingesteld.