In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een man tegen een beschikking van de rechtbank Amsterdam van 19 december 2018, waarin de gemeente Amsterdam verhaalsbijdragen heeft vastgesteld die de man aan de gemeente moet betalen in verband met bijstandsverlening aan zijn ex-vrouw en hun minderjarige kind. De man is op 14 maart 2019 in hoger beroep gekomen. De gemeente heeft op 3 mei 2019 een verweerschrift ingediend. Tijdens de mondelinge behandeling op 3 oktober 2019 zijn beide partijen verschenen, waarbij de man werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. S. Maachi, en de gemeente werd vertegenwoordigd door B. Heidbuurt en mr. L.E.W. van Hooijdonk.
De feiten van de zaak zijn als volgt: de man was gehuwd met de vrouw, met wie hij op 23 augustus 2016 is gescheiden. Uit dit huwelijk is een minderjarig kind geboren. De gemeente verleent sinds 16 maart 2015 bijstand aan de vrouw. De rechtbank had eerder bepaald dat de man € 100,- per maand aan kinderalimentatie moest betalen. De gemeente heeft vervolgens een verhaalsbesluit genomen, waarbij het verhaalsbedrag op € 353,23 per maand werd vastgesteld. In de bestreden beschikking heeft de gemeente verzocht om het verhaalsbedrag te verhogen naar € 1.650,48 over een bepaalde periode en € 353,23 per maand vanaf een latere datum.
Het hof heeft in zijn uitspraak de draagkracht van de man beoordeeld, waarbij het de gebruikelijke berekeningsmethoden voor alimentatie heeft gehanteerd. De man heeft verklaard dat zijn netto besteedbaar inkomen € 2.468,- per maand bedraagt. Het hof heeft vastgesteld dat de man over de periode van 1 oktober 2017 tot 31 maart 2018 in totaal € 996,- aan de gemeente verschuldigd is en dat de verhaalsbijdrage met ingang van 1 april 2018 op € 166,- per maand wordt vastgesteld, met ingang van 1 oktober 2018 op nihil. De beschikking van de rechtbank is vernietigd en het hof heeft de verhaalsbijdrage opnieuw vastgesteld.