ECLI:NL:GHAMS:2020:778

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
11 maart 2020
Publicatiedatum
12 maart 2020
Zaaknummer
23-004076-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor belastingfraude en faillissementsfraude

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 11 maart 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 7 november 2018. De verdachte, geboren in 1974, werd beschuldigd van feitelijk leidinggeven aan belastingfraude, het gebruik maken van een vals geschrift (suppletie-aangifte) en faillissementsfraude. Het hof heeft de zaak behandeld naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep op 26 februari 2020. De verdachte en het openbaar ministerie hebben hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank. Het hof heeft de vordering van de advocaat-generaal en de argumenten van de verdachte en zijn raadsman in overweging genomen.

De tenlastelegging omvatte onder andere het opzettelijk indienen van onjuiste aangiften voor de omzetbelasting en het gebruik maken van valse documenten. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte feitelijke leiding heeft gegeven aan de onjuiste aangiften en het gebruik van valse documenten, wat heeft geleid tot een benadeling van de belastinginkomsten van de overheid. De verdachte heeft ook een aanzienlijk bedrag aan de boedel onttrokken tijdens een faillissement, wat de rechten van schuldeisers heeft benadeeld.

Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van negen maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast is een beroepsverbod van drie jaar opgelegd. Het hof heeft rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, en de persoonlijke situatie van de verdachte. De uitspraak benadrukt het belang van eerlijkheid in het belastingstelsel en de gevolgen van fraude voor de samenleving.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 23-004076-18
Datum uitspraak: 11 maart 2020
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 7 november 2018 in de strafzaak onder parketnummer 13-993019-18 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1974,
adres: [adres 1].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
26 februari 2020 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van
het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte en het openbaar ministerie hebben hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte
en de raadsman naar voren hebben gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1. primair
[bedrijf], op of omstreeks 31 oktober 2013, althans in 2013, te Noordwijk en/of Waddinxveen en/of Leiden en/of Hoofddorp en/of Zwaanshoek en/of Apeldoorn, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, opzettelijk, een bij de Belastingwet voorziene aangifte, als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten
één aangifte voor de omzetbelasting over het aangiftetijdvak:
- derde kwartaal 2013 (AMB-014, p. 6 van 8) ten name van [bedrijf], (gedeeltelijk) onjuist/onvolledig heeft/hebben gedaan en/of laten doen,
immers heeft/hebben [bedrijf], en/of haar mededader(s) opzettelijk op/in de bij/naar de Inspecteur der belastingen en/of de Belastingdienst ingeleverde/ingezonden/ingediende (digitale) aangifte omzetbelasting over genoemd aangiftetijdvak een onjuist, althans te laag bedrag aan omzet opgegeven en/of doen (laten) opgeven en/of een onjuist, althans een te hoog bedrag aan te betalen omzetbelasting opgegeven en/of doen (laten) opgeven en/of een onjuist, althans te hoog bedrag aan voorbelasting opgegeven en/of doen (laten) opgeven,
zulks terwijl daarvan telkens het gevolg zou kunnen zijn dat te weinig belasting zou kunnen worden geheven en/of terwijl dat/die feit(en) er toe strekte(n) dat te weinig belasting werd geheven,
aan welke bovenomschreven strafba(a)r(e) feit(en) verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens) opdracht heeft gegeven en/of aan welke verboden gedraging(en) verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens) feitelijke leiding heeft gegeven;
1. subsidiair
hij, op of omstreeks 31 oktober 2013, althans in 2013, te Noordwijk en/of Waddinxveen en/of Leiden en/of Hoofddorp en/of Zwaanshoek en/of Apeldoorn, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, opzettelijk, een bij de Belastingwet voorziene aangifte, als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten één aangifte voor de omzetbelasting over het aangiftetijdvak:
-derde kwartaal 2013 (AMB-014, p. 6 van 8) ten name van [bedrijf], (gedeeltelijk) onjuist/onvolledig heeft/hebben gedaan en/of laten doen,
immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) opzettelijk op/in de bij/naar de Inspecteur der belastingen en/of de Belastingdienst ingeleverde/gezonden/ingediende (digitale) aangifte omzetbelasting over genoemd aangiftetijdvak een onjuist, althans te laag bedrag aan omzet opgegeven en/of doen (laten) opgeven en/of een onjuist, althans een te hoog- bedrag aan te betalen omzetbelasting opgegeven en/of doen (laten) opgeven en/of een onjuist, althans te hoog bedrag aan voorbelasting opgegeven en/of doen (laten) opgeven,
zulks terwijl daarvan telkens het gevolg zou kunnen zijn dat te weinig belasting zou kunnen worden geheven en/of terwijl dat/die feit(en) er toe strekte(n) dat te weinig belasting werd geheven;
2. primair
[bedrijf], op één of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van
2 mei 2013 tot en met 16 augustus 2013, althans in 2013, te Noordwijk en/of Waddinxveen en/of Leiden en/of Hoofddorp en/of Zwaanshoek en/of Roosendaal, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
opzettelijk gebruik heeft/hebben gemaakt van een vals en/of vervalst geschrift als ware het echt en onvervalst, te weten een suppletie-aangifte omzetbelasting eerste kwartaal 2013 (DOC-013), zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, bestaande die valsheid hierin dat,
- in deze suppletie-aangifte valselijk en in strijd met de waarheid een te hoog, althans onjuist, bedrag aan voorbelasting is opgegeven en/of vermeld en/of een te hoog, althans onjuist, terug te vragen bedrag is opgegeven en/of vermeld,
en bestaande dat gebruikmaken hierin dat [bedrijf] en/of haar mededader(s) het geschrift heeft/hebben ingeleverd en/of heeft/hebben doen inleveren en/of heeft/hebben afgegeven en/of heeft/hebben doen afgeven bij de Belastingdienst,
althans dat zij toen en daar voormeld vals of vervalst geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, opzettelijk voorhanden heeft/hebben gehad en/of opzettelijk heeft/hebben afgeleverd en/of heeft/hebben doen afleveren, terwijl zij wist(en) of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat dat geschrift bestemd was om als ware het echt en onvervalst te gebruiken,
aan welke bovenomschreven strafba(a)r(e) feit(en) verdachte (telkens) opdracht heeft gegeven en/of aan welke verboden gedraging(en) verdachte (telkens) feitelijke leiding heeft gegeven;
2. subsidiair
hij, op één of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 2 mei 2013 tot en met
16 augustus 2013, althans in 2013, te Noordwijk en/of Waddinxveen en/of Leiden en/of Hoofddorp en/of Zwaanshoek en/of Roosendaal, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
opzettelijk gebruik heeft/hebben gemaakt van een vals en/of vervalst geschrift als ware het echt en onvervalst, te weten een suppletie-aangifte omzetbelasting eerste kwartaal 2013 (DOC-013), zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, bestaande die valsheid hierin dat,
-in deze suppletie-aangifte valselijk en in strijd met de waarheid een te hoog, althans onjuist, bedrag aan voorbelasting is opgegeven en/of vermeld en/of een te hoog, althans onjuist, terug te vragen bedrag is opgegeven en/of vermeld,
en bestaande dat gebruikmaken hierin dat verdachte en/of zijn mededader(s) het geschrift heeft/hebben ingeleverd en/of heeft/hebben doen inleveren en/of heeft/hebben afgegeven en/of heeft/hebben doen afgeven bij de Belastingdienst,
althans dat hij en/of zijn mededader(s) toen en daar voormeld vals of vervalst geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen opzettelijk voorhanden heeft/hebben gehad en/of opzettelijk heeft/hebben afgeleverd en/of heeft/hebben doen afleveren, terwijl hij/zij wist(en) of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat dat geschrift bestemd was om als ware het echt en onvervalst te gebruiken;
3.
primair
hij, op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 28 februari 2013 tot en met 24 juni 2014 te Barendrecht en/of Waddinxveen en/of Hoofddorp, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
zijnde bestuurder van [bedrijf], welke rechtspersoon bij vonnis van de rechtbank te Noord-Holland van 24 juni 2014 (DOC-023), in staat van faillissement is verklaard, (telkens) ter bedrieglijke verkorting van de rechten van haar schuldeiser(s),
1. een/of meer last(en) heeft/hebben verdicht en/of een of meer bate(n) niet heeft/hebben verantwoord en/of een of meer goed(eren) aan de boedel heeft/hebben onttrokken;
2. niet heeft/hebben voldaan en/of niet voldeed/voldeden aan de op hem, verdachte, en/of verdachtes mededader(s) rustende verplichtingen ten opzichte van het voeren van een administratie ingevolge artikel 15i, eerste lid, van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek, en/of het bewaren en/of tevoorschijn brengen van boeken en/of bescheiden en/of gegevensdragers in dat artikel bedoeld,
immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s)
1. enig(e) goed(eren), te weten (totaal) een geldbedrag van 159.838,56 euro (AMB-011), in ieder geval enig geldbedrag van [bedrijf] verdicht en/of baten niet verantwoord en/of onttrokken door per pintransacties geld op te nemen en/of meerdere malen contanten af te halen van de zakelijke bankrekeningen en/of over te maken op één of meerdere privébankrekeningen, te weten bankrekening [rekeningnummer 1] ten name van [naam 1] en/of bankrekening [rekeningnummer 2] ten name van [naam 2], en/of
2. niet een (volledige en/of samenhangende) administratie, als boven bedoeld, bijgehouden en/of aan de curator overgelegd;
3. subsidiair
[bedrijf], welke rechtspersoon bij vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 24 juni 2014 in staat van faillissement is verklaard, op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 28 februari 2013 tot en met 24 juni 2014 te Barendrecht en/of Waddinxveen en/of Hoofddorp, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
ter bedrieglijke verkorting van de rechten van de schuldeiser(s) (telkens),
1. een/of meer last(en) heeft/hebben verdicht en/of een of meer bate(n) niet heeft/hebben verantwoord en/of een of meer goed(eren) aan de boedel heeft/hebben onttrokken, en/of
2. niet heeft/hebben voldaan en/of niet voldeed/voldeden aan de op hem, verdachte, en/of verdachtes mededader(s) rustende verplichtingen ten opzichte van het voeren van een administratie ingevolge artikel 15i, eerste lid, van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek, en/of het bewaren en/of tevoorschijn brengen van boeken en/of bescheiden en/of gegevensdragers in dat artikel bedoeld,
immers heeft/hebben [bedrijf] en/of haar mededader(s)
1. enig(e) goed(eren), te weten totaal een geldbedrag van 159.838,56 euro (AMB-011), in ieder geval enig geldbedrag van [bedrijf] verdicht, baten niet verantwoord en/of onttrokken door per pintransacties geld op te nemen en/of meerdere malen contanten af te halen van de zakelijke bankrekeningen en/of over te maken op één of meerdere privébankrekeningen, te weten bankrekening [rekeningnummer 1] ten name van [naam 1] en/of bankrekening [rekeningnummer 2] ten name van [naam 2], en/of
2. niet een (volledige en/of samenhangende) administratie, als boven bedoeld, bijgehouden en/of aan de curator overgelegd;
aan welke bovenomschreven strafba(a)r(e) feit(en) verdachte (telkens) opdracht heeft gegeven en/of aan welke verboden gedraging(en) verdachte (telkens) feitelijke leiding heeft gegeven.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.

Bewijsmotivering feit 3

Vrijspraak feit 3 primair
Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 3 primair is ten laste gelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.
Feit 3 subsidiair
Op basis van feiten en omstandigheden zoals deze volgen uit de bewijsmiddelen – die na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest – komt het hof tot een bewezenverklaring van het onder 3 subsidiair tenlastegelegde.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 2 primair en
3 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.primair
[bedrijf], op 31 oktober 2013 in Nederland opzettelijk een bij de Belastingwet voorziene aangifte, als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen,
te weten één aangifte voor de omzetbelasting over het aangiftetijdvak:
-derde kwartaal 2013 ten name van [bedrijf],
onjuist heeft laten doen, immers heeft [bedrijf] opzettelijk op de bij de Belastingdienst ingediende digitale aangifte omzetbelasting over genoemd aangiftetijdvak een onjuist bedrag aan omzet doen opgeven, zulks terwijl dat feit er toe strekte dat te weinig belasting werd geheven,
aan welke bovenomschreven strafbare feit verdachte feitelijke leiding heeft gegeven.
2.primair
[bedrijf] in de periode van 2 mei 2013 tot en met 16 augustus 2013 in Nederland opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een vals geschrift als ware het echt en onvervalst, te weten een suppletieaangifte omzetbelasting eerste kwartaal 2013, zijnde een geschrift dat bestemd was tot bewijs van enig feit te dienen, bestaande die valsheid hierin dat,
- in deze suppletieaangifte valselijk en in strijd met de waarheid een te hoog bedrag aan voorbelasting is opgegeven
en bestaande dat gebruikmaken hierin dat [bedrijf] het geschrift heeft doen inleveren bij de Belastingdienst,
aan welke bovenomschreven strafbaar feit verdachte feitelijke leiding heeft gegeven.
3.subsidiair
[bedrijf], welke rechtspersoon bij vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 24 juni 2014 in staat van faillissement is verklaard, in de periode van 28 februari 2013 tot en met
24 juni 2014 in Nederland ter bedrieglijke verkorting van de rechten van de schuldeisers
1. goederen aan de boedel heeft onttrokken en
2. niet heeft voldaan en niet voldeed aan de op hem rustende verplichtingen ten opzichte van het voeren van een administratie ingevolge artikel 15i, eerste lid, van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek, en het bewaren en tevoorschijn brengen van boeken en bescheiden in dat artikel bedoeld,
immers heeft [bedrijf]
1.€ 137.858,65 onttrokken door per pintransacties geld op te nemen en
2. niet een administratie, als boven bedoeld, bijgehouden en aan de curator overgelegd
aan welke verboden gedragingen verdachte feitelijke leiding heeft gegeven.
Hetgeen onder 1 primair, 2 primair en 3 subsidiair meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen.
De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 primair, 2 primair en 3 subsidiair bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 primair bewezen verklaarde levert op:
feitelijke leiding geven aan het door een rechtspersoon begaan van opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist doen, terwijl het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven.
Het onder 2 primair bewezen verklaarde levert op:
feitelijke leiding geven aan het door een rechtspersoon begaan van opzettelijk gebruik maken van een vals geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst.
Het onder 3 subsidiair bewezen verklaarde levert op:
feitelijke leiding geven aan het door een rechtspersoon begaan van het als degene die in staat
van faillissement is verklaard, voor of tijdens het faillissement enig goed aan de boedel onttrekken terwijl hij weet dat hierdoor een of meer schuldeisers in hun verhaalsmogelijkheden worden benadeeld.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1 primair, 2 primair en 3 subsidiair bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straffen

De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder feit 1 primair, feit 2 primair en feit 3 primair bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van één jaar en naar de kern de navolgende bijzondere voorwaarden, te weten meldplicht, behandelplicht, verplichting mee te werken aan schuldhulpverleningstraject en verplichting mee te werken aan controle van het gebruik van alcohol.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder feit 1 primair, feit 2 primair en
feit 3 primair (medeplegen) ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden waarvan vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren met
de bijzondere voorwaarden zoals opgelegd door de rechtbank en een beroepsverbod voor de duur van drie jaren.
De raadsman van de verdachte heeft in hoger beroep verzocht een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen waarvan de duur gelijk is aan het aantal dagen dat de verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht met een voorwaardelijk deel waarbij de verdediging zich refereert aan het hof ten aanzien van de duur hiervan. Voorts kan de verdediging zich vinden in de bijzondere voorwaarden zoals opgelegd door de rechtbank en verzet de verdachte zich ook niet tegen een beroepsverbod.
In het kader van de straf heeft de raadsman het hof verzocht rekening te houden met de ongelijkwaardige relatie tussen de verdachte en zijn vader. De verdachte had geen invloed op het handelen van zijn vader en het aandeel van de verdachte is dan ook beduidend kleiner geweest dan het aandeel van zijn vader.
De verdachte is een eenvoudige bouwvakker die onder leiding en invloed van zijn vader met de administratie heeft gerommeld. De verdachte kon niet anders omdat hij loyaal was aan zijn vader. Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zou grote gevolgen hebben voor de verdachte en zijn gezin, aangezien zijn partner in haar eentje niet voldoende inkomen verdient om de huur van hun huis te betalen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten
en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het feitelijk leidinggeven aan belastingfraude en
het gebruik maken van een vals geschrift door voor zijn onderneming opzettelijk een onjuiste
(suppletie-)aangifte omzetbelasting in te dienen. De verdachte heeft een onjuist bedrag aan voorbelasting opgegeven, wat heeft geleid tot een benadeling van € 35.984.
Door zo te handelen heeft de verdachte eraan bijgedragen dat de overheid te weinig inkomsten uit belasting heeft genoten. Bovendien wordt het algemeen vertrouwen in het belastingsysteem, waarbinnen sprake zou moeten zijn van eerlijke lastenverdeling, door dit soort handelen geschaad. Het systeem van de omzetbelasting is immers mede gebaseerd op het vertrouwen, dat de ondernemer een juiste aangifte doet en dat de Belastingdienst op basis daarvan de verschuldigde omzetbelasting of teruggave daarvan vaststelt. De verdachte heeft hiervan misbruik gemaakt.
De verdachte heeft zich daarnaast als feitelijk leidinggevende schuldig gemaakt aan faillissementsfraude. Hij heeft hierbij € 137.858 aan de boedel onttrokken, terwijl een faillissement van de onderneming in het vooruitzicht lag. Daarnaast heeft hij niet voldaan aan de verplichting een inzichtelijke administratie bij te houden en aan de curator over te leggen. Door die handelingen zijn schuldeisers benadeeld in hun verhaalsmogelijkheden. Dit handelen is buitengewoon kwalijk. Niet alleen omdat de gedupeerde schuldeisers financiële schade leiden, maar ook omdat dergelijke vormen van fraude het vertrouwen tussen ondernemers onderling aantast. Dit vertrouwen is van essentieel belang voor een goed functionerend handelsverkeer.
Het hof houdt bij de straftoemeting rekening met de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd en zoekt daarbij aansluiting bij de oriëntatiepunten fraude van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht. Genoemde oriëntatiepunten geven als indicatie voor de op te leggen straf bij een benadelingsbedrag tussen € 125.000 en € 250.000 een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van negen tot twaalf maanden.
Bij het bepalen van de straf weegt het hof in het nadeel van de verdachte mee dat hij blijkens een uittreksel Justitiële Documentatie van 13 februari 2020 eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten, waaronder frauduleuze feiten.
Het hof heeft bij het bepalen van de straf ook acht geslagen op een rapport van de reclassering van
16 oktober 2018. De reclassering adviseert tot het opleggen van een (deels) voorwaardelijke straf met
als bijzondere voorwaarden een meldplicht, een ambulante behandeling gericht op het aanleren van vaardigheden en effectieve oplossingsstrategieën en het bespreekbaar maken van alcoholgebruik, schuldhulpverlening en controle van het alcoholgebruik om het middelengebruik te beheersen.
Het hof heeft voorts acht geslagen op de omstandigheid dat in deze zaak de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) in eerste aanleg is overschreden. De redelijke termijn is aangevangen op de dag dat de verdachte in verzekering is gesteld, te weten op 28 april 2015. In eerste aanleg is de zaak afgerond met een eindbeslissing op 7 november 2018, drie jaren en ruim zes maanden jaar na aanvang van de redelijke termijn. Vervolgens is door het openbaar ministerie op 15 november 2018 hoger beroep ingesteld en is de behandeling in hoger beroep afgerond met een eindbeslissing op 11 maart 2020,
één jaar en vier maanden na de instelling van het rechtsmiddel.
Het hof stelt vast dat de procedure als geheel een periode van vier jaren en elf maanden heeft bestreken en dat – uitgaande van een redelijke termijn van twee jaren per instantie – de totale termijn van vier jaren met bijna elf maanden is overschreden. Bij het bepalen van de straf in eerste aanleg is reeds rekening gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn. De zaak in hoger beroep is op voortvarende wijze behandeld waardoor de overschrijding van de redelijke termijn in de eerdere instantie deels
is gecompenseerd. Voor een verdere compensatie als reeds door de rechtbank is geschied ziet het hof geen aanleiding.
Alles afwegende zal het hof opleggen een gevangenisstraf voor de duur van negen maanden waarvan
zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Aan het voorwaardelijke deel zal
het hof de bijzondere voorwaarden koppelen zoals door de reclassering geadviseerd, behoudens
de bijzondere voorwaarden 1) met betrekking tot het alcoholgebruik, nu er onvoldoende aanwijzingen bestaan dat het alcoholgebruik voor verdachte op dit moment nog problematisch is en 2) met betrekking tot de ambulante behandeling, omdat de verdachte indien nog gewenst hiervoor zelf hulp kan zoeken.
Het hof ziet wel aanleiding een beroepsverbod op te leggen.
Het hof acht, alles afwegende, een deels voorwaardelijke gevangenisstraf met bijzondere voorwaarden en een beroepsverbod van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op artikel 69 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en de artikelen 14a, 14b, 14c, 28, 31, 57, 63, 225, 235 en 341 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 3 primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt
de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 2 primair en 3 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 primair, 2 primair en 3 subsidiair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
9 (negen) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
6 (zes) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van
2 (twee) jarenten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde verplicht is zich gedurende de volledige proeftijd
op te melden bij de reclassering van Fivoor op het adres [adres 2]
, zolang en zo vaak als de reclassering dit noodzakelijk acht.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde zal meewerken aan een schuldhulpverleningstraject, gericht op het stabiliseren van zijn schulden. In overleg met de reclassering en de Materieel Juridische Dienstverlening (MJD) van Fivoor zal veroordeelde de mogelijkheden tot schuldhulpverlening dan wel schuldsanering onderzoeken. Veroordeelde zal meewerken aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt het meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. Veroordeelde zal hierbij bij zowel de reclassering als de MJD openheid van zaken en inzicht in zijn financiën en schulden geven.
Ontzetde verdachte
van het recht tot uitoefening van het beroepvan bestuurder van een onderneming voor de duur van
3 (drie) jaren.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin
zitting hadden mr. A.M. van Amsterdam, mr. S. Clement en mr. P. Greve, in tegenwoordigheid
van mr. J.M. van Riel, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof
van 11 maart 2020.
mr. A.M. van Amsterdam is buiten staat dit arrest te ondertekenen.
=========================================================================
[…]