In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 25 maart 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in Suriname in 1972, was beschuldigd van mishandeling van zijn vriendin op 7 mei 2018 te Castricum. De politierechter had de verdachte in eerste aanleg veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier weken. De advocaat-generaal vorderde in hoger beroep een taakstraf van 40 uren. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte de aangeefster in het gezicht heeft geslagen, wat door politieambtenaren is waargenomen aan de zwellingen en blauwe plekken op het gezicht van de aangeefster. De verdachte heeft tijdens de zitting bevestigd dat hij de aangeefster een klap heeft gegeven, maar heeft ook gesuggereerd dat zij zichzelf heeft verwond. Het hof heeft geoordeeld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan mishandeling, wat een inbreuk op de lichamelijke integriteit van de aangeefster betekent. Gezien de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is gepleegd, heeft het hof besloten om de verdachte een taakstraf van 30 uren op te leggen, naast een voorwaardelijke gevangenisstraf van één week. Het hof heeft de eerdere veroordeling van de politierechter vernietigd en opnieuw recht gedaan, waarbij het bewezenverklaarde als strafbaar is gekwalificeerd.