Uitspraak
15-221829-16 tegen
Onderzoek van de zaak
11 maart 2020 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tenlastelegging
hij op of omstreeks 17 september 2016 te Zaandam, gemeente Zaanstad ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [benadeelde] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen met dat opzet een glas in het gezicht, althans tegen het hoofd van die [benadeelde] heeft geslagen terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Vonnis waarvan beroep
Vrijspraak van het primair tenlastegelegde
Bewezenverklaring
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Strafbaarheid van de verdachte
Oplegging van straffen
first offendersgaat het daarbij niet zelden om een forse taakstraf, vaak aangevuld met een voorwaardelijke gevangenisstraf. Die combinatie van straffen acht het hof, alles afwegende, ook in deze zaak passend. Het hof zal de verdachte daarom een taakstraf van 200 uren opleggen. Om de ernst van het bewezenverklaarde te benadrukken en de verdachte ervan te weerhouden nogmaals een soortgelijk misdrijf te begaan, zal hem daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf worden opgelegd. Deze is van enigszins kortere duur dan gevorderd door de advocaat-generaal, vanwege de tijd die sinds het incident is verstreken en omdat de verdachte spijt heeft betuigd over zijn handelen op een wijze die op het hof oprecht overkwam.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
€ 1.833,45, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 17 september 2016 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
BESLISSING
taakstrafvoor de duur van
200 (tweehonderd) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
100 (honderd) dagen hechtenis.
artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) maanden.
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
€ 1.833,45 (duizend achthonderddrieëndertig euro en vijfenveertig cent)bestaande uit € 333,45 (driehonderddrieëndertig euro en vijfenveertig cent) materiële schade en € 1.500,00 (duizend vijfhonderd euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
[benadeelde], ter zake van het subsidiair bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 1.833,45 (duizend achthonderddrieëndertig euro en vijfenveertig cent)bestaande uit € 333,45 (driehonderddrieëndertig euro en vijfenveertig cent) materiële schade en € 1.500,00 (duizend vijfhonderd euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
gijzelingop ten hoogste
28 (achtentwintig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op. Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
17 september 2016.
mr. C.H. Sillen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
25 maart 2020.