ECLI:NL:GHAMS:2020:962

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
25 maart 2020
Publicatiedatum
26 maart 2020
Zaaknummer
23-003410-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter inzake beschadiging van een toegangsdeur van een woningbouwcorporatie

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 25 maart 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1971, was beschuldigd van het opzettelijk en wederrechtelijk beschadigen van een toegangsdeur die toebehoorde aan een woningbouwcorporatie in Alkmaar op 14 december 2017. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en een andere straf opgelegd. De politierechter had de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van één week, maar het hof oordeelde dat, gezien de beperkte financiële draagkracht van de verdachte, een taakstraf van 14 uren meer passend was. Het hof heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het was begaan en de persoon van de verdachte. De verdachte had de deur beschadigd, wat schade en overlast voor de eigenaar van de flat met zich meebracht en ook gevoelens van onveiligheid bij de bewoners kon veroorzaken. Het hof heeft de verdachte schuldig bevonden aan het tenlastegelegde en de strafbaarheid van de verdachte bevestigd. De vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf is omgezet in een taakstraf van 14 uren, gezien de stabilisatie van de persoonlijke situatie van de verdachte en het feit dat hij sinds april 2018 over eigen woonruimte beschikt. Het hof heeft de beslissing genomen om de verdachte niet opnieuw in de gevangenis te laten belanden, maar in plaats daarvan een taakstraf op te leggen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003410-18
datum uitspraak: 25 maart 2020
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 17 september 2018 in de strafzaak onder de parketnummers 15-140458-18 en 15-047620-17 (TUL) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1971,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 11 maart 2020 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv), naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 14 december 2017 te Alkmaar opzettelijk en wederrechtelijk een (toegangs)deur, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [woningbouw] toebehoorde, heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere strafoplegging en een andere beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging komt dan de politierechter.

Bewezenverklaring en bewijsvoering

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 14 december 2017 te Alkmaar opzettelijk en wederrechtelijk een toegangsdeur die geheel aan een ander toebehoorde, te weten aan [woningbouw], heeft beschadigd.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
Aangezien de verdachte het bewezenverklaarde heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit, zal op de voet van artikel 359, derde lid, Sv worden volstaan met de navolgende opgave van de bewijsmiddelen:
- een proces-verbaal van aangifte van 3 januari 2018, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 1] (p. 7-8);
- een proces-verbaal van bevindingen van 14 december 2017, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 2] en [verbalisant 3] (p. 5-6);
- een proces-verbaal van verhoor verdachte van 17 juli 2018, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 4] en [verbalisant 5] (p. 24-27).

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf van één week.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf van 14 uren.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het beschadigen van een toegangsdeur van een flat. Daarmee heeft hij de eigenaar van de flat schade en overlast berokkend en blijk gegeven van gebrek aan respect voor andermans eigendommen. Daarnaast kan dergelijk gedrag ook gevoelens van onveiligheid veroorzaken bij de bewoners.
Het hof heeft bij het bepalen van de soort en de omvang van de aan de verdachte op te leggen straf gelet op de straffen die in soortgelijke gevallen plegen te worden uitgesproken en die hun weerslag hebben gevonden in de Oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Daarin wordt een geldboete genoemd. De verdachte heeft echter een zeer beperkte financiële draagkracht, zodat het hof die strafsoort hier niet aangewezen acht. Daarom zal het hof in dit geval een taakstraf opleggen.
Het hof acht, alles afwegende, een taakstraf van 14 uren passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 22c, 22d, 63 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezenverklaarde.

Vordering tenuitvoerlegging

Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 16 juni 2017 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf van één week. Deze vordering, die in eerste aanleg is toegewezen, is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
De advocaat-generaal heeft op de terechtzitting in hoger beroep gevorderd dat in plaats van de tenuitvoerlegging van deze straf een taakstraf van 14 uren wordt gelast.
Het hof overweegt als volgt.
Gebleken is dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Voor de effectiviteit en de geloofwaardigheid van de regeling omtrent voorwaardelijke straffen en de daarbij behorende algemene (en bijzondere) voorwaarden, is essentieel dat overtreding van deze voorwaarden niet vrijblijvend is en dat daaraan consequenties worden verbonden. Dat dient ook in deze zaak te gebeuren. Uit een reclasseringsrapport van 27 februari 2020 is echter gebleken dat de persoonlijke situatie van de verdachte sterk is gestabiliseerd, Voorts is hij al enige tijd niet met justitie in aanraking gekomen. De omstandigheid dat de verdachte sinds april 2018 over eigen woonruimte beschikt lijkt daarin een belangrijke factor te zijn. Gelet op de actuele persoonlijke situatie van de verdachte acht het hof het niet in het belang van de verdachte of de samenleving dat de verdachte opnieuw in de gevangenis belandt. Het hof ziet dan ook aanleiding in plaats van de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf een taakstraf van hierna te melden duur te gelasten.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
14 (veertien) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
7 (zeven) dagen hechtenis.
Gelast in plaats van de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 16 juni 2017 met parketnummer 15-047620-17, te weten een gevangenisstraf voor de duur van 1 (één) week, een
taakstrafvoor de duur van
14 (veertien) uren, bij gebreke van het naar behoren verrichten te vervangen door
7 (zeven) dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden, mr. J.J.I. de Jong, mr. A.M. van Woensel en mr. P.F.E. Geerlings, in tegenwoordigheid van
mr. C.H. Sillen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
25 maart 2020.
mrs. J.J.I. de Jong, P.F.E. Geerlings en mr. C.H. Sillen zijn buiten staat dit arrest te ondertekenen.
=========================================================================
[…]