ECLI:NL:GHAMS:2021:1122

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
21 april 2021
Publicatiedatum
21 april 2021
Zaaknummer
23-004670-12
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van witwassen en teruggave van in beslag genomen geldbedragen

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 21 april 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Haarlem van 26 oktober 2012. De verdachte, geboren in Venezuela, was aangeklaagd voor witwassen van een geldbedrag van € 15.150, dat hij op 6 mei 2012 op Schiphol bij zich had. De verdachte had geprobeerd dit bedrag zonder melding het land uit te nemen, wat leidde tot een controle door de Douane. Tijdens deze controle werd het geld in beslag genomen. Het hof heeft vastgesteld dat er geen direct bewijs was dat het geld afkomstig was uit een misdrijf, ondanks de verdachte's poging om het geld op een ongebruikelijke manier uit Nederland te vervoeren en zijn inconsistenties in verklaringen aan de Douane. Het hof oordeelde dat de verdachte een verifieerbare verklaring had gegeven over de herkomst van het geld, namelijk dat het afkomstig was van de bankrekening van zijn vriendin. Aangezien het openbaar ministerie geen nader onderzoek had gedaan naar deze verklaring, kon niet worden vastgesteld dat het geld uit een misdrijf afkomstig was. Het hof heeft daarom het vonnis van de rechtbank vernietigd en de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten. Tevens is gelast dat de in beslag genomen voorwerpen aan de verdachte worden teruggegeven.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-004670-12
datum uitspraak: 21 april 2021
VERSTEK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van
de rechtbank Haarlem van 26 oktober 2012 in de strafzaak onder parketnummer 15-800604-12 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Venezuela) op [geboortedag] 1970,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
7 april 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 6 mei 2012, te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, althans in Nederland een voorwerp, te weten een geldbedrag van 15.150 euro, heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen en/of omgezet, althans van een voorwerp, te weten voornoemd geldbedrag, gebruik heeft gemaakt, terwijl hij wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden, dat bovenomschreven voorwerp
- onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt
dan de rechtbank.

Vordering van het openbaar ministerie

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen.

Vrijspraak

Op 6 mei 2012 bevond de verdachte zich op Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, bij gate [gate],
om een vlucht naar Panama te nemen. Vanwege risicosignalen is op verzoek van de Douane
een zogenaamde “stop” gezet op de verdachte en zijn ruimbagage. Hierop hebben verbalisanten
de verdachte onderworpen aan een controle. Na telling werd vastgesteld dat de verdachte in
totaal € 15.150,00 bij zich had.
Het is een feit van algemene bekendheid dat diverse vormen van criminaliteit gepaard gaan met
grote hoeveelheden contant geld in diverse valuta en dat de luchthaven Schiphol een doorvoerhaven
is voor dat criminele geld. In deze zaak is er geen direct bewijs dat de bij de verdachte in beslag genomen geldbedragen van misdrijf afkomstig zijn. Wel heeft de verdachte getracht een groot geldbedrag op een ongebruikelijke en risicovolle wijze via Schiphol het land uit te voeren, zonder daarvan melding te maken. Voorts heeft de verdachte tot driemaal toe tegen de Douanebeambten gelogen over de hoogte van het bedrag dat hij bij zich had en had hij een deel van het geld in opgerolde sokken in zijn ruimbagage verstopt. Het betrof onder meer tien coupures van € 500,00, coupures die vrijwel alleen in het criminele circuit worden gebruikt. Ook is het opmerkelijk dat de verdachte over diverse mobiele telefoons met Nederlandse nummers beschikte, terwijl hij in Nederland geen vaste verblijfplaats heeft. In die telefoons zijn meerdere sms- en ping-berichten aangetroffen over vervoer van iets in of naast koffers, hetgeen aanwijzingen oplevert dat de verdachte betrokken is bij criminele activiteiten, namelijk de handel in verdovende middelen. Ten slotte is uit onderzoek gebleken dat de verdachte gedurende meerdere bezoeken aan Nederland bij diverse hotels steeds verschillende woonadressen van zichzelf heeft opgegeven, welke adressen niet corresponderen met de door de verdachte in dit onderzoek opgegeven adressen.
Op grond van al deze feiten en omstandigheden is sprake van een gerechtvaardigd vermoeden
van witwassen.
Indien dit zich voordoet, mag van de verdachte worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van het geld. Die verklaring moet concreet, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk zijn. Bij de beoordeling van deze verklaring spelen de omstandigheden waaronder en het moment en de wijze waarop deze tot stand is gekomen mede een rol. Zodra het door de verdachte geboden tegenwicht daartoe aanleiding geeft, ligt het vervolgens op de weg van het openbaar ministerie om nader onderzoek te doen naar de, uit de verklaringen van de verdachte blijkende, alternatieve herkomst van het geld. Uit de resultaten van een dergelijk onderzoek zal moeten blijken dat met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat het geld en de goederen waarop de verdenking betrekking heeft een legale herkomst hebben en dat dus een criminele herkomst als enige aanvaardbare verklaring kan gelden.
De verdachte heeft al tijdens zijn verhoor door de Belastingdienst/FIOD op Schiphol over de herkomst
van het voorwerp verklaard dat het geld van de bankrekening van zijn vriendin afkomstig is.
De vriendin van de verdachte heeft een schriftelijke verklaring opgesteld en stukken toegestuurd
waaruit blijkt:
  • i) op 5 mei 2011 heeft de vriendin van de verdachte drie miljoen Dominicaanse peso’s op een deposito (8% rente) gezet tot 29 april 2012 (teruggave binnen een termijn van 360 dagen, termijn verstrijkt op 29 april 2012);
  • ii) overgelegd is een cheque van 3 april 2012 van 3.163.388,72 Dominicaanse peso’s op naam van de vriendin van de verdachte; en
  • iii) op 3 april 2012 heeft de vriendin van de verdachte twee miljoen gestort op een bankrekening, waarbij zij in haar verklaring schrijft dat zij de drie miljoen heeft opgenomen om één miljoen aan de verdachte te geven en waarna zij twee miljoen weer gestort heeft.
Het hof merkt daarbij nog op dat uit op de deposito van 3 miljoen peso van toepassing zijnde bepalingen en voorwaarden (D-008A) blijkt dat het mogelijk is het geld voorafgaand aan het verlopen van de termijn (29 april 2012) op te nemen, zij het tegen betaling van een boeterente.
De verdachte heeft daarmee naar het oordeel van het hof direct na aanhouding een concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring gegeven voor de herkomst van het geldbedrag. Het openbaar ministerie had – hetgeen niet is gebeurd – nader onderzoek naar die verklaring kunnen verrichten, in het bijzonder naar de bankrekening en naar de vriendin van de verdachte, van wie volgens de verklaring het geld afkomstig was.
Nu een nader onderzoek naar de verklaring van de verdachte door het openbaar ministerie achterwege is gebleven en de verklaring van de verdachte niet zonder meer als hoogst onwaarschijnlijk terzijde kan worden gesteld, kan niet worden geoordeeld dat het niet anders kan zijn dan dat het ten laste gelegde geldbedrag uit enig misdrijf afkomstig is.
Dit betekent dat niet is bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde geldbedrag heeft witgewassen, zodat hij hiervan moet worden vrijgesproken.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- 9 biljetten van € 10,00;
- 3 biljetten van € 20,00;
- 180 biljetten van € 50,00;
- 10 biljetten van € 100,00;
- 10 biljetten van € 500,00.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. P. Greve, mr. S. Clement en mr. P.C. Römer, in tegenwoordigheid van mr. N.M. Simons, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 21 april 2021.
=========================================================================
[…]