ECLI:NL:GHAMS:2021:1124

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
21 april 2021
Publicatiedatum
21 april 2021
Zaaknummer
23-000605-20
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter inzake bedreiging met misdrijf tegen het leven en zware mishandeling

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 21 april 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in Turkije in 1981, was beschuldigd van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en bedreiging met zware mishandeling, beide meermalen gepleegd. De tenlastelegging betrof bedreigingen die de verdachte via WhatsApp-berichten en spraakberichten had geuit aan het slachtoffer op 10 november 2019. De verdachte had onder andere dreigende woorden geuit over het slaan en vermoorden van het slachtoffer, wat door het hof als wettig en overtuigend bewezen werd beschouwd.

Het hof vernietigde het eerdere vonnis van de politierechter, die de verdachte had veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van vijf weken. In plaats daarvan legde het hof een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee weken op, met een proeftijd van twee jaar. Het hof oordeelde dat de bedreigingen ernstig waren, vooral omdat ze via de zoon van de verdachte waren geuit, en dat er sprake was van voortdurende problemen tussen de verdachte en zijn ex-vrouw, die ook de moeder van het slachtoffer is. De verdachte had spijt van zijn daden, maar het hof vond het noodzakelijk om een straf op te leggen die recht deed aan de ernst van de feiten.

De op te leggen straf was gebaseerd op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57 en 285 van het Wetboek van Strafrecht. Het hof besloot dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zou worden gelegd, tenzij de verdachte zich voor het einde van de proeftijd opnieuw schuldig maakte aan een strafbaar feit. De tijd die de verdachte in voorarrest had doorgebracht, zou in mindering worden gebracht op de opgelegde gevangenisstraf.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000605-20
datum uitspraak: 21 april 2021
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen
het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 25 februari 2020 in de strafzaak
onder parketnummer 13-269892-19 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Turkije) op [geboortedag] 1981,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
30 oktober 2020, 7 april 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 10 november 2019 te Amsterdam, in elk geval in Nederland,
[slachtoffer] één of meermalen heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht
en/of zware mishandeling, immers heeft verdachte (telkens) opzettelijk die [slachtoffer]
  • via één of meer Whats App-bericht(en) (middels de telefoon van de zoon van voornoemde [slachtoffer]) opzettelijk dreigend de woorden toegevoegd: "Zeg tegen je hoerenkind moeder, ik kom haar slaan en/of Ik ga haar vermoorden en/of Ik kom er aan om je moeder te vermoorden", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
  • middels één of meer spraakbericht(en) (ingesproken in de telefoon van de moeder en/of zus van voornoemde [slachtoffer]) opzettelijk dreigend de woorden toegevoegd: "Zeg tegen [naam] dat ik [naam] zal gaan vermoorden en/of Ik ga twee Bulgaren inhuren en ik ga haar hersenen uit elkaar laten spatten en/of Laat haar maar haar leven lang in een stoel zitten",
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring en strafoplegging komt dan de politierechter.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan,
met dien verstande dat:
hij op 10 november 2019 te Amsterdam
[slachtoffer] meermalen heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk die [slachtoffer]
- via Whats App-berichten (middels de telefoon van de zoon van voornoemde [slachtoffer]) opzettelijk dreigend de woorden toegevoegd: “Hoerenkind moeder, ik kom haar slaan” en “Ik ga haar vermoorden” en “Ik kom er aan om je moeder te vermoorden"
en
- middels een spraakbericht (ingesproken in de telefoon van de moeder van voornoemde [slachtoffer]) opzettelijk dreigend de woorden toegevoegd: “Zeg tegen [naam] dat ik [naam] zal gaan vermoorden” en “Ik ga twee Bulgaren inhuren en “Ik ga haar hersenen uit elkaar laten spatten” en “Laat haar maar haar leven lang in een stoel zitten”.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en bedreiging met zware mishandeling, beide
meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vijf (5) weken, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, met een proeftijd van twee (2) jaren. De politierechter heeft, naast de algemene voorwaarden, kort samengevat de volgende bijzondere voorwaarden gesteld aan deze straf: een contactverbod met [slachtoffer], een locatieverbod, een contactverbod met zijn kinderen, tenzij dit contact plaatsvindt met tussenkomst van de reclassering en Jeugdbescherming dit noodzakelijk acht, en een behandelverplichting.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één (1) maand, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, met een proeftijd van twee (2) jaren.
De raadsman heeft verzocht een lagere voorwaardelijke straf op te leggen dan door de politierechter is opgelegd zonder bijzondere voorwaarden of een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen voor
de duur gelijk aan de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Het niet opleggen van de bijzondere voorwaarden is zowel een wens van de verdachte als van het slachtoffer [slachtoffer]. In het civiele (familierechtelijke) traject kunnen bovendien ook voorwaarden worden opgelegd.
Voorts heeft de verdachte spijt van zijn gedragingen, aldus de raadsman.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan bedreiging met een misdrijf tegen het leven gericht en bedreiging met zware mishandeling. Het hof rekent het de verdachte ten zeerste aan dat de bedreigingen onder andere zijn geuit via zijn zoon. Uit het dossier blijkt dat er voortdurend problemen zijn geweest tussen de verdachte en zijn ex-vrouw, aangeefster, en dat hun kinderen daarin worden betrokken.
Onder die omstandigheden kan niet met een geldboete worden volstaan, maar moet een voorwaardelijke gevangenisstraf als hierna te vermelden worden opgelegd.
Op de terechtzitting in hoger beroep is gebleken dat de kinderen onder toezicht zijn gesteld en dat intensieve begeleiding plaatsvindt door de gezinsvoogd. In dat licht bezien is het niet noodzakelijk dat in de onderhavige strafzaak bijzondere voorwaarden worden opgelegd.
Het hof acht, alles afwegende, een voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57 en 285 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) weken.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin
zitting hadden mr. P.C. Römer, mr. S. Clement en mr. P. Greve, in tegenwoordigheid van
mr. N.M. Simons, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof
van 21 april 2021.
=========================================================================
[…]