ECLI:NL:GHAMS:2021:1152

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
19 april 2021
Publicatiedatum
26 april 2021
Zaaknummer
23-000680-20
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van de verdachte in hoger beroep wegens gebrek aan grieven

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 19 april 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1982, had hoger beroep ingesteld tegen een eerdere veroordeling, maar er was geen schriftelijke indiening van grieven gedaan. De raadsman had wel een brief opgesteld waarin werd aangegeven dat er geen grieven kenbaar werden gemaakt. Dit leidde tot de conclusie dat de verdachte niet-ontvankelijk moest worden verklaard in het hoger beroep. Het hof heeft vastgesteld dat er geen mondelinge bezwaren tegen het vonnis zijn ingediend en dat er geen rechtens te respecteren belang is dat een onderzoek van de zaak rechtvaardigt. Gelet op artikel 416, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, heeft het hof besloten de verdachte niet-ontvankelijk te verklaren in het hoger beroep. De uitspraak is gedaan door de enkelvoudige strafkamer van het gerechtshof, met mr. J.J.I. de Jong als voorzitter en mr. B.K.M. Pouw als griffier.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000680-20
datum uitspraak: 19 april 2021
VERSTEK (raadsman niet gemachtigd)
Schriftelijk arrest van de enkelvoudige kamer van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 30 oktober 2019 in de strafzaak onder parketnummer 96-068567-18 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1982,
adres: [adres].

Onderzoek ter terechtzitting

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 19 april 2021.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, ertoe strekkend dat de verdachte met toepassing van artikel 416, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv), niet-ontvankelijk zal worden verklaard in het hoger beroep.

Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep

Door of namens de verdachte is geen schriftuur houdende grieven ingediend. Weliswaar bevindt zich in het dossier een door de raadsman opgestelde brief van 13 mei 2020 waarin is vermeld ‘betreft: appèlschriftuur’ en dat hoger beroep is ingesteld om te onderzoeken of de verdachte terecht is veroordeeld en om te bezien of hem een passende straf is opgelegd, maar in die brief is echter ook met zoveel woorden opgenomen dat er ‘thans geen grieven kenbaar worden gemaakt’. Op die laatste passage heeft de (niet-gemachtigd) raadsman op de terechtzitting in hoger beroep van 19 april 2021 nog eens nadrukkelijk de aandacht gevestigd.
Nu er evenmin mondeling bezwaren tegen het vonnis zijn opgegeven en er ook overigens niet is gebleken van enig rechtens te respecteren belang dat is gediend met enig onderzoek van de zaak, zal de verdachte niet-ontvankelijk worden verklaard in het ingestelde hoger beroep, gelet op het bepaalde in artikel 416, tweede lid, Sv.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep.
Dit arrest is gewezen door de enkelvoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting had mr. J.J.I. de Jong, in tegenwoordigheid van mr. B.K.M. Pouw, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 19 april 2021.