In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 19 april 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte was gedagvaard voor een terechtzitting op 11 november 2020, maar zijn raadsvrouw was niet tijdig op de hoogte gesteld van deze zitting. Hierdoor heeft de politierechter de zaak in afwezigheid van zowel de verdachte als zijn raadsvrouw behandeld, wat in strijd is met de procedurele vereisten. De raadsvrouw heeft verzocht om terugwijzing van de zaak naar de eerste rechter, omdat zij niet op de hoogte was van de zitting en daardoor de verdediging niet adequaat kon voeren. Het hof heeft vastgesteld dat de raadsvrouw, die een essentiële rol speelt in het strafproces, niet tijdig op de hoogte was gesteld van de zitting, wat heeft geleid tot een schending van de rechten van de verdachte. Het hof heeft daarom het vonnis van de politierechter vernietigd en de zaak teruggeworpen naar de politierechter in de rechtbank Noord-Holland, zodat deze met inachtneming van het arrest opnieuw recht kan doen.