ECLI:NL:GHAMS:2021:1397
Gerechtshof Amsterdam
- Beschikking
- J.F. Miedema
- A.V.T. de Bie
- J.A. van Keulen
- Rechtspraak.nl
Omgangsregeling tussen vader en minderjarige dochter in het kader van zwaarwegende belangen
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 4 mei 2021 een tussenuitspraak gedaan in een hoger beroep betreffende de omgang tussen een vader en zijn minderjarige dochter. De vader, verzoeker in hoger beroep, heeft verzocht om omgang met zijn dochter, die gediagnosticeerd is met autisme en verstandelijke beperkingen. Het hof heeft in zijn eerdere beschikking van 14 april 2020 bepaald dat de behandeling van de zaak pro forma zou worden aangehouden, zodat partijen de gelegenheid kregen om een traject Ouderschap Blijft te volgen. Echter, de vrouw, verweerster in hoger beroep, heeft het hof geïnformeerd dat dit traject is beëindigd, wat volgens haar te wijten is aan de vader.
Het hof heeft vastgesteld dat er geen behoorlijke communicatie tussen de ouders is, wat essentieel is voor een veilige omgang tussen de vader en de dochter. De vrouw heeft aangegeven dat zij geen mogelijkheden ziet voor omgang, terwijl de vader stelt dat hij in staat is om omgang te hebben. De Raad voor de Kinderbescherming heeft ook benadrukt dat goede communicatie tussen de ouders een voorwaarde is voor omgang. Het hof concludeert dat de vader niet voldoet aan deze voorwaarde en dat omgang in strijd zou zijn met de zwaarwegende belangen van de minderjarige.
Uiteindelijk heeft het hof de beschikking waarvan beroep bekrachtigd en het verzoek van de vader afgewezen. De beslissing is genomen met het oog op de veiligheid en het welzijn van de minderjarige, waarbij de noodzaak van een goede samenwerking tussen de ouders en de zorg voor de dochter voorop staan.