ECLI:NL:GHAMS:2021:1445

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
18 mei 2021
Publicatiedatum
21 mei 2021
Zaaknummer
23-001744-20
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal van motorboot door middel van een valse sleutel met vordering benadeelde partij

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 18 mei 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1983, werd beschuldigd van diefstal van een motorboot op 13 april 2020 te Amsterdam. De tenlastelegging omvatte het wegnemen van de motorboot, die toebehoorde aan de benadeelde partij, door middel van een valse sleutel. De verdachte had zich als potentiële koper voorgedaan, een proefvaart gemaakt en de sleutel van de motorboot laten namaken. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte de motorboot daadwerkelijk heeft weggenomen door deze met een valse sleutel te starten en in de nacht te ontkoppelen van de steiger.

Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte schuldig bevonden aan diefstal. De verdachte werd veroordeeld tot een taakstraf van 120 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 weken met een proeftijd van 2 jaren. Daarnaast werd de in beslag genomen boottrailer verbeurd verklaard. De benadeelde partij had een vordering tot schadevergoeding ingediend van € 4.371,95, die gedeeltelijk werd toegewezen. Het hof oordeelde dat de benadeelde partij recht had op een schadevergoeding van € 4.256,95, vermeerderd met wettelijke rente, en dat de overige vorderingen niet ontvankelijk waren in het strafproces.

De uitspraak benadrukt de ernst van de diefstal en de gevolgen voor het slachtoffer, waarbij het hof de omstandigheden waaronder de diefstal plaatsvond in overweging nam. De verdachte had het vertrouwen van het slachtoffer beschaamd en diens eigendomsrecht geschonden, wat leidde tot de opgelegde straffen en schadevergoeding.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001744-20
datum uitspraak: 18 mei 2021
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 12 augustus 2020 in de strafzaak onder parketnummer 13-099457-20 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1983,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 4 mei 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 13 april 2020 te Amsterdam een motorboot (met registratienummer [nummer]), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [benadeelde], heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking, inklimming en/of een valse sleutel, door zonder toestemming van voornoemde [benadeelde], een sleutel van de motorboot na te laten maken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot andere beslissingen komt dan de politierechter.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 13 april 2020 te Amsterdam een motorboot (met registratienummer [nummer]) die toebehoorde aan [benadeelde], heeft weggenomen met het oogmerk om deze zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte dat weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, door zonder toestemming van voornoemde [benadeelde] een sleutel van de motorboot na te laten maken;
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straffen

De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een taakstraf van 120 uren, indien niet naar behoren voldaan te vervangen door 60 dagen hechtenis, en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 weken met een proeftijd van 2 jaren.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot dezelfde straffen als die door de politierechter zijn opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich op een zeer brutale wijze schuldig gemaakt aan diefstal van een motorboot door zich als potentiële koper voor te doen, een proefvaart te maken, onderzoek te doen naar de ligplaats en sleutel, en deze na te laten maken, en de boot midden in de nacht van een steiger in Amsterdam los te koppelen. De boot lag met twee kettingsloten vastgemaakt aan twee zeer deugdelijke ogen op de steiger; deze zijn losgeschroefd waarbij de bouten in het water zijn beland. Vervolgens heeft de verdachte de boot met een valse sleutel gestart en is er in het holst van de nacht mee naar Wijdenes gevaren. Daar heeft hij de boot uit het water gehaald om deze naar het terrein van zijn vader te vervoeren op een daarvoor gereed gezette trailer.
De verdachte heeft door zo te handelen het vertrouwen van het slachtoffer beschaamd, diens eigendomsrecht geschonden en hem schade en overlast bezorgd.
Het hof acht, alles afwegende, een taakstraf en voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.
Verbeurdverklaring boottrailer
De advocaat-generaal en de raadsman hebben gevorderd, onderscheidenlijk bepleit de inbeslaggenomen boottrailer te retourneren aan de verdachte. De verdachte zou met de opbrengst van de verkoop daarvan een eventuele schadevergoeding kunnen betalen.
Het hof overweegt als volgt.
Het tenlastegelegde en bewezenverklaarde is begaan met behulp van het hierna te noemen inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerp. Die – enkele dagen voor de diefstal aangeschafte – trailer behoort de verdachte toe en zal daarom worden verbeurd verklaard. Gelet op de waarde van dit voorwerp, de verdachte heeft in dit verband bij de politie verklaard deze trailer voor een totaalbedrag van € 700,00 te hebben gekocht, wordt de verdachte hiermee niet onevenredig in zijn vermogen getroffen.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 4.371,95, bestaande uit materiële schade.
De vordering is bij het vonnis waarvan beroep geheel toegewezen.
De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in de gehele vordering op de gronden als aangegeven in de appelschriftuur. Kort samengevat stelt de raadsman zich op het standpunt dat er volgens de verdediging te veel vragen zijn over de helderheid van de vordering en de causaliteit van de schade, waardoor de behandeling van de vordering te ingewikkeld wordt voor in het strafproces.
Het hof overweegt als volgt.
Het hof is uit het onderzoek ter terechtzitting voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag ter hoogte van € 4.256,95. Het hof acht de vordering ter hoogte van voormeld bedrag voldoende onderbouwd. Hierbij heeft het hof acht geslagen op de toelichting hierop van de benadeelde partij ter terechtzitting bij het hof alsmede de factuur die als bijlage bij de vordering is gevoegd. Voorts heeft het hof in aanmerking genomen de verklaring van de verdachte bij de politie die inhoudt dat hij, nadat hij bij de diefstal de aanhanger in het water had gezet “echt heeft lopen klooien”.
De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
Met betrekking tot de gevorderde schade die betrekking heeft op het reinigen van de binnenkant van de boot en het verwijderen van schelpenzand in de boot (€ 65,00) is het hof van oordeel dat nader onderzoek hiernaar nodig is, doch dat dit een onevenredige belasting van het strafgeding zou opleveren. In zoverre kan de benadeelde partij daarom thans in de vordering niet worden ontvangen en kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Met betrekking tot de gevorderde schade met betrekking tot de steiger heeft de benadeelde partij ter terechtzitting verklaard dat deze ziet op de twee bevestigingsogen die van de steiger zijn afgehaald om de boot los te maken van de steiger. De verdachte heeft ter terechtzitting bevestigd dat hij de moeren van de bevestiging heeft losgedraaid en in het water gegooid. Het hof schat dit gedeelte van de gevorderde schade op € 100,00, en zal de vordering in zoverre toewijzen. Voor het overige gedeelte van deze schadepost (€ 50,00) wijst het hof de vordering af.
De toe te wijzen bedragen zullen - als gevorderd - worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het ontstaan van de schade. Om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f Sr opleggen op de hierna te noemen wijze.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 33, 33a, 36f, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) weken.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
120 (honderdtwintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
60 (zestig) dagen hechtenis.
Verklaart verbeurdhet in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
2020072749 1 STK Boottrailer (Omschrijving: 1136193).
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde] ter zake van het bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 4.256,95 (vierduizend tweehonderdzesenvijftig euro en vijfennegentig cent) ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Wijstde vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding voor een bedrag van
€ 50,00 (vijftig euro) aan materiële schade af.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige
niet-ontvankelijkin de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde], ter zake van het bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 4.256,95 (vierduizend tweehonderdzesenvijftig euro en vijfennegentig cent) als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 52 (tweeënvijftig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 13 april 2020.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. F.M.D. Aardema, mr. W.F. Groos en mr. M. Gonggrijp-van Mourik, in tegenwoordigheid van R.J. den Arend, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 18 mei 2021.
De voorzitter en de jongste raadsheer zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]