ECLI:NL:GHAMS:2021:1530

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
25 mei 2021
Publicatiedatum
27 mei 2021
Zaaknummer
200.275.335/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake vervangende toestemming voor vakantie naar Vietnam onder curatele

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 25 mei 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over de verzoeken van de betrokkene, die onder curatele staat, om vervangende toestemming te verkrijgen voor een vakantie naar Vietnam. De betrokkene, geboren in 1987 in Vietnam, is onder curatele gesteld vanwege haar geestelijke toestand. In eerste aanleg heeft de kantonrechter op 12 december 2019 het verzoek van de betrokkene afgewezen. De betrokkene heeft hiertegen hoger beroep ingesteld op 10 maart 2020, waarbij zij haar verzoek op 19 mei 2020 heeft gewijzigd.

Tijdens de mondelinge behandeling op 20 augustus 2020 is de zaak pro forma aangehouden in afwachting van gesprekken tussen de curator en de betrokkene over haar reis naar Vietnam, mede in verband met de risico's van COVID-19. De curator heeft in haar standpunt aangegeven dat het niet in het belang van de betrokkene is om naar Vietnam te reizen, gezien haar kwetsbare psychische toestand en het gebrek aan begeleiding in Vietnam. De betrokkene heeft echter betoogd dat zij haar moeder al meer dan vijf jaar niet heeft gezien en dat de stiefmoeder bereid is om haar te begeleiden.

Het hof heeft na beoordeling van de situatie en de huidige reisbeperkingen in verband met COVID-19 geconcludeerd dat het verzoek van de betrokkene om naar Vietnam te reizen niet kan worden toegewezen. De beslissing van de rechtbank is bekrachtigd, maar het hof heeft wel aangegeven dat de curator zich in de toekomst moet inspannen om te zorgen dat de betrokkene haar moeder kan bezoeken onder passende begeleiding.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
zaaknummer: 200.275.335/01
zaaknummer rechtbank: 7771151 CB VERZ 19-68/ GS
beschikking van de enkelvoudige kamer van 25 mei 2021 inzake
[de betrokkene] ,
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de betrokkene,
advocaat: mr. R.J.C. Silven te Volendam.
Als belanghebbende is aangemerkt:
- [de vader] , wonende te [woonplaats] (hierna te noemen: de vader).

1.Het verloop van het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Nederland, locatie Zaanstad, van 12 december 2019, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
De betrokkene is op 10 maart 2020 in hoger beroep gekomen van voornoemde beschikking van 12 december 2019. Bij faxbericht van 19 mei 2020 heeft zij haar verzoek in hoger beroep gewijzigd.
2.2
Op 6 augustus 2020 is bij het hof een brief van de curator van 3 augustus 2020 ingekomen.
2.3
Bij brief van het hof van 4 augustus 2020 zijn betrokkenen uitgenodigd ter zitting van 20 augustus 2020 te verschijnen, waarbij zij zijn geïnformeerd dat de behandeling ten overstaan van de enkelvoudige familiekamer zal plaatsvinden.
2.4
De mondelinge behandeling heeft op 20 augustus 2020 plaatsgevonden. De behandeling van de zaak is pro forma aangehouden in afwachting van de gesprekken die de curator nog met de betrokkene, haar begeleider(s), psychiater en stiefmoeder, [de stiefmoeder] (hierna te noemen: de stiefmoeder), zou gaan voeren over (onder meer) de mogelijkheden voor de betrokkene om haar moeder in Vietnam te bezoeken. Tevens speelden bij de beslissing tot aanhouding de risico’s in verband met het coronavirus/COVID-19 een rol en het gegeven dat Vietnam op dat moment door de Nederlandse overheid als risicogebied was aangewezen, waarbij alleen noodzakelijke reisbewegingen zijn toegestaan. Van het verhandelde ter zitting is een verkort proces-verbaal opgemaakt.
2.5
Nadien zijn bij het hof de volgende stukken ingekomen:
- een brief van de zijde van de bewindvoerder van 4 november 2020 met bijlagen, ingekomen per post op 9 november 2020;
- een brief van de zijde van de rechthebbende van 27 november 2020, ingekomen per post op 30 november 2020.
2.6
Op 5 maart 2021 is de behandeling van de zaak ter terechtzitting voortgezet, alwaar zijn verschenen:
- de betrokkene, bijgestaan door mr. A.F.M Visscher, kantoorgenoot van mr. Silven voornoemd, vergezeld door een stagiaire;
- de vader;
- de stiefmoeder;
- de curator, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger]
.
De heer T. Ngo is opgetreden als tolk in de Vietnamese taal.

3.De feiten

3.1
De betrokkene is [in] 1987 geboren in [geboorteplaats] , Vietnam.
3.2
Bij beschikking van 9 maart 2015 is de betrokkene onder curatele gesteld wegens haar lichamelijke of geestelijke toestand.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking is het inleidend verzoek van de betrokkene tot het verlenen van vervangende toestemming om op vakantie te gaan naar Vietnam voor een bezoek aan haar moeder afgewezen.
4.2
De betrokkene verzoekt, met vernietiging van de bestreden beschikking, en na wijziging van haar oorspronkelijke verzoek, te bepalen dat zij in 2020, dan wel in 2021, gedurende maximaal een maand op vakantie mag naar Vietnam, onder begeleiding van haar stiefmoeder, waarbij de curator wordt verplicht tot tijdige afgifte van het paspoort van de betrokkene en waarbij de betrokkene verplicht wordt het paspoort na afloop van de vakantie aan de curator te retourneren, althans een zodanige regeling te treffen als het hof juist zal achten.

5.De motivering van de beslissing

5.1
De betrokkene stelt dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat het niet in haar belang is om naar Vietnam af te reizen, omdat de vader geen inzicht heeft in haar beperkingen en zij in Vietnam niet de structuur en begeleiding zal krijgen die zij nodig heeft. De stiefmoeder heeft de vader het inzicht gegeven dat de betrokkene bijzondere zorg nodig heeft en draagt deze zorg al jaren, samen met de vader. Zij ziet er onder andere op toe dat de betrokkene haar medicatie inneemt. De stiefmoeder is bereid om met de betrokkene mee te reizen naar Vietnam en deze zorg onverkort te leveren, zodat geen reden bestaat om aan te nemen dat het de betrokkene aan structuur en begeleiding zal ontbreken. Daarnaast beseft de vader inmiddels dat het voor de betrokkene niet mogelijk is om te trouwen en een gezin te stichten. Voorts stelt de betrokkene dat de afwijzing van haar inleidend verzoek te gelden heeft als een inbreuk op het recht op eerbiediging van privé-, familie- en gezinsleven in de zin van artikel 8 EVRM. De betrokkene heeft haar moeder al meer dan vijf jaar niet gezien en haar moeder is niet in staat om naar Nederland af te reizen. Zij mist haar moeder, aldus de betrokkene.
5.2
De curator heeft zich op het standpunt gesteld dat het niet in het belang van de betrokkene is om haar zelfstandig of onder begeleiding van familie naar Vietnam te laten vertrekken. Ter onderbouwing hiervan heeft zij in haar brief van 4 november 2020 en ter zitting in hoger beroep op 5 maart 2020 het volgende aangevoerd. De curator heeft medio oktober 2020 contact gehad met de twee psychiaters van de betrokkene. Zij hebben aangegeven dat de betrokkene stabiel is op het gebied van haar psychiatrische stoornis, maar dat dit wel lang heeft geduurd en dat het van belang is dat zij haar medicatie blijft slikken onder toezicht. De psychiaters hebben voorts benadrukt dat de betrokkene kwetsbaar is en dat - ook met het oog op het vermijden van een langdurig hersteltraject - voorzichtigheid is geboden. De betrokkene is nu langere tijd stabiel, omdat zij ook een lange tijd behandeld is. De curator heeft geen contact kunnen krijgen met de stiefmoeder en heeft derhalve geen duidelijkheid kunnen krijgen of de stiefmoeder dezelfde intenties heeft als de vader destijds met betrekking tot het zelfstandig wonen en uithuwelijken van de betrokkene in Vietnam. Onder deze omstandigheden acht de curator het te risicovol om het paspoort van de betrokkene terug te geven. Wel is het volgens de curator financieel mogelijk om de betrokkene onder professionele begeleiding naar Vietnam te laten afreizen, zodat aan de wens van de betrokkene tegemoet wordt gekomen en tegelijkertijd een waarborg bestaat dat zij de zorg krijgt die zij nodig heeft.
5.3
Het hof overweegt als volgt.
Uit de stukken van het dossier en het verhandelde ter zitting in hoger beroep is het volgende gebleken. De betrokkene is een 33-jarige vrouw met een verstandelijke beperking en schizofrenie van het paranoïde type met wanen en auditieve hallucinaties. Zij is meerdere keren gedwongen opgenomen geweest in GGZ-instellingen en woont thans bij de vader en de stiefmoeder. Zij werd eerder behandeld onder de bescherming van een rechterlijke machtiging. De behandelend psychiaters van de betrokkene hebben aan de curator laten weten dat de betrokkene kwetsbaar is en dat voorzichtigheid is geboden. Zij is nu sinds 2018 stabiel, omdat zij ook lange tijd behandeld is. Benadrukt wordt dat het van belang is dat zij haar medicatie onder toezicht blijft slikken. De betrokkene heeft in december 2020 een kleine terugval gehad omdat de medicatie gedurende anderhalve week niet goed liep, aldus de curator ter zitting in hoger beroep op 5 maart 2020.
Gelet op de kwetsbare psychische gesteldheid van de betrokkene en de huidige reisbeperkingen in verband met de uitbraak van het coronavirus/COVID-19 is het hof van oordeel dat toewijzing van het verzoek om naar Vietnam af te reizen thans niet aan de orde is. Onduidelijk is immers hoe de situatie van de betrokkene eruit zal zien op het moment dat vrij reizen naar Vietnam weer verantwoord is. Het hof zal de bestreden beschikking dan ook bekrachtigen.
Het voorgaande neemt echter niet weg dat van de curator mag worden verwacht dat zij zich in de (nabije) toekomst zal inspannen om te bewerkstellingen dat de betrokkene haar moeder in Vietnam kan bezoeken onder passende begeleiding. Hierbij dient er rekenschap van te worden gegeven dat de stiefmoeder inmiddels een constante factor in het leven van de betrokkene lijkt te zijn, die een belangrijk deel van de dagelijkse zorg op zich heeft genomen.
5.4
Dit leidt tot de volgende beslissing.

6.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de beschikking waarvan beroep.
Deze beschikking is gegeven door mr. H.A. van den Berg, in tegenwoordigheid van mr. A. Paats als griffier en is op 25 mei 2021 in het openbaar uitgesproken.