ECLI:NL:GHAMS:2021:1592

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
26 april 2021
Publicatiedatum
1 juni 2021
Zaaknummer
23-001876-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor medeplegen van pogingen tot zakkenrollerij in Amsterdam met gevangenisstraf

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 26 april 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was eerder veroordeeld voor drie pogingen tot zakkenrollerij, gepleegd op 2 mei 2018 in Amsterdam. Het hof heeft de zaak opnieuw beoordeeld na het hoger beroep dat door de verdachte was ingesteld. De tenlastelegging omvatte het gezamenlijk met een mededader plegen van zakkenrollerij, waarbij de verdachte en zijn mededader slachtoffers benaderden en probeerden goederen of geld weg te nemen. De verdediging voerde aan dat de verdachte niet de intentie had om deel te nemen aan de zakkenrollerij en dat zijn handelingen niet als een begin van uitvoering konden worden gekwalificeerd. Het hof oordeelde echter dat er sprake was van nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en zijn mededader, wat leidde tot de bewezenverklaring van de tenlastelegging. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 8 weken, waarvan 6 weken voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. Het hof hield rekening met de psychische klachten van de verdachte en de overschrijding van de redelijke termijn van behandeling van de zaak, wat leidde tot een strafvermindering. Tevens werd er beslag gelegd op vals geld dat in beslag was genomen tijdens het onderzoek.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001876-18
datum uitspraak: 26 april 2021
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsvrouw)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 16 mei 2018 in de strafzaak onder parketnummer 13-701724-18 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1994,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 13 april 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 2 mei 2018 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening weg te nemen een of meerdere goed(eren) en/of enig geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of een of meerdere onbekend gebleven perso(o)n(en), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en / of zijn mededader(s), met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen,
  • naar een onbekend gebleven persoon is/zijn gelopen en/of (vervolgens) dicht naast/achter die onbekend gebleven persoon is/zijn gaan staan en/of (vervolgens) een of meerdere hand(en) in de richting van de rugzak van die onbekend gebleven persoon heeft/hebben bewogen en/of (vervolgens) de rugzak van die onbekend gebleven persoon heeft/hebben geopend en/of een of meerdere hand(en) in de rugzak van die onbekend gebleven persoon heeft/hebben gestoken en/of
  • naar die [slachtoffer 1] is/zijn gelopen en/of en/of (vervolgens) dicht naast/voor die [slachtoffer 1] is/zijn gaan staan, waardoor die [slachtoffer 1] genoodzaakt was om zijn pas te vertragen en/of (vervolgens) een of meerdere hand(en) in de richting van de tas van die [slachtoffer 1] heeft/hebben bewogen en/of (vervolgens) de tas van die [slachtoffer 1] heeft/hebben geopend en/of een of meerdere hand(en) in de tas van die [slachtoffer 1] heeft/hebben gestoken en/of
  • naar die [slachtoffer 3] is/zijn gelopen en/of (vervolgens) dicht achter/naast die [slachtoffer 3] is/zijn gaan staan en/of (vervolgens) een of meerdere hand(en) in de richting van de rugzak van die [slachtoffer 3] heeft/hebben bewogen en/of (vervolgens) de rits van de rugzak van die [slachtoffer 3] heeft/hebben geopend en/of een of meerdere hand(en) in de rugzak van die [slachtoffer 3] heeft/hebben gestoken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt en het vonnis niet de redengevende feiten en omstandigheden als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering bevat.

Bewijsoverweging

Door de raadsvrouw is aangevoerd dat de handelingen die de verdachte heeft gepleegd, te weten het langzamer gaan lopen voor de slachtoffers opdat zij genoodzaakt zijn hun pas te vertragen, niet kunnen kwalificeren als handelingen waarmee een begin van uitvoering van de tenlastegelegde zakkenrollerij is gemaakt. Bovendien hebben verdachte en de medeverdachte niet gecommuniceerd over het zakkenrollen. De verdachte had zelf niet de intentie om enige rol te spelen in de (pogingen tot) zakkenrollerij die door de medeverdachte zijn begaan, zodat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het tenlastegelegde, aldus de raadsvrouw.
Het hof overweegt als volgt.
Uit de inhoud van de bewijsmiddelen komt naar voren dat de verdachte en zijn medeverdachte samen optrekken en telkens samen een potentieel slachtoffer benaderen. De verdachte gaat ofwel voor het slachtoffer lopen en vertraagt zijn pas zodat het slachtoffer eveneens zijn pas moet vertragen, ofwel gaat naast het slachtoffer lopen om de handelingen van zijn medeverdachte af te schermen. Hierop kan zijn medeverdachte telkens zijn hand in de richting van de tas van het slachtoffer brengen en deze openen in een poging hier enig goed uit weg te nemen. Uit het proces-verbaal van bevindingen volgt voorts dat de medeverdachte naar de verdachte gebaarde en hem richting een van de slachtoffers met een rugzak dirigeerde. Op grond van voorgaande feiten en omstandigheden is het hof van oordeel dat sprake is van geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en zijn medeverdachte bij het plegen van de tenlastegelegde pogingen tot zakkenrollerij.
Het tot vrijspraak strekkende verweer wordt derhalve verworpen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 2 mei 2018 te Amsterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening weg te nemen een of meerdere goed(eren) en/of enig geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] en een of meerdere onbekend gebleven personen, met zijn mededader,
- naar een onbekend gebleven persoon is/zijn gelopen en vervolgens dicht naast die onbekend gebleven persoon is/zijn gaan staan en vervolgens een hand in de richting van de rugzak van die onbekend gebleven persoon heeft bewogen en vervolgens de rugzak van die onbekend gebleven persoon heeft geopend en een hand in de rugzak van die onbekend gebleven persoon heeft gestoken en
- naar die [slachtoffer 1] is/zijn gelopen en vervolgens dicht naast/voor die [slachtoffer 1] is/zijn gaan staan, waardoor die [slachtoffer 1] genoodzaakt was om zijn pas te vertragen en vervolgens een hand in de richting van de tas van die [slachtoffer 1] heeft bewogen en vervolgens de tas van die [slachtoffer 1] heeft geopend en een hand in de tas van die [slachtoffer 1] heeft gestoken en
- naar die [slachtoffer 3] is/zijn gelopen en vervolgens dicht achter/naast die [slachtoffer 3] is/zijn gaan staan en vervolgens een hand in de richting van de rugzak van die [slachtoffer 3] heeft bewogen en vervolgens de rits van de rugzak van die [slachtoffer 3] heeft geopend.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen,
meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden met aftrek van het voorarrest, waarvan één maand voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden, waarvan één maand voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.
De raadsvrouw heeft bepleit dat, in geval het hof tot een bewezenverklaring van het tenlastegelegde komt, de door de advocaat-generaal gevorderde onvoorwaardelijke straf niet passend is. De verdachte heeft last van terugkerende psychotische klachten. Meermalen is de verdachte detentieongeschikt verklaard door de GGD en/of het NIFP. De verdachte kan leven met een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één maand, maar hij krijgt liever een taakstraf. Hij moet straks toch ook een dagbesteding hebben en de reclassering zal rekening houden met zijn belastbaarheid.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt – in een samenwerkingsverband met een ander - aan drie pogingen tot zakkenrollerij. Zakkenrollerij is een misdrijf dat bij de benadeelden hinder, schade en gevoelens van onveiligheid kan veroorzaken en gevoelens van angst in de samenleving kan versterken. Door te handelen zoals hij heeft gedaan heeft de verdachte er blijk van gegeven geen respect te hebben voor de eigendomsrechten van een ander. Verdachte heeft onderhavige feiten gepleegd terwijl hij in een proeftijd liep.
Omdat Amsterdam bovenmatig veel last ondervindt van – georganiseerde – zakkenrollers en een taakstraf daarbij als te weinig afschrikwekkend wordt beschouwd, neemt het gerechtshof, evenals de rechtbank, bij first offenders een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden als uitgangspunt bij een voltooid delict.
Het hof ziet in het door de raadsvrouw gestelde omtrent de kennelijk telkens terugkerende psychische klachten van de verdachte en een mogelijke toekomstige detentieongeschiktheid geen reden een andere strafmodaliteit toe te passen. Wel ziet het hof in de gestelde psychische problematiek reden tot matiging van de op te leggen straf. Artikel 63 Wetboek van Strafrecht is van toepassing.
Het hof acht oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van twee maanden, waarvan één maand voorwaardelijk in beginsel passend en geboden.
Het hof heeft geconstateerd dat na het instellen van het hoger beroep op 25 mei 2018 en de uiteindelijke behandeling in hoger beroep op 20 mei 2021 bijna drie jaren hebben gelegen. Dit is een schending van het recht van de verdachte op behandeling van zijn zaak binnen een redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid EVRM, waarmee in de strafmaat rekening gehouden dient te worden.
Deze overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, EVRM dient te leiden tot strafvermindering. Het hof zal daarom in plaats van de voormelde gevangenisstraf van twee maanden waarvan één maand voorwaardelijk, een gevangenisstraf opleggen van 8 (acht) weken, waarvan 6 (zes) weken voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, hetgeen het hof, gelet op al het voorgaande, passend en geboden acht.

Overweging ten aanzien van beslag

Het hierna te noemen in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerp (vals geld) is bij gelegenheid van het onderzoek naar het door de verdachte begane feit aangetroffen. Het behoort aan de verdachte toe en kan dienen tot het begaan of de voorbereiding van soortgelijke feiten dan wel tot belemmering van de opsporing daarvan. Het zal worden onttrokken aan het verkeer aangezien het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang en de wet.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36b, 36d, 45, 57, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
8 (acht) weken.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
6 (zes) weken, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Beveelt de
onttrekking aan het verkeervan het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
- (vals) geld, euro, 60,00 (1 x 50, 1 x 10), 5567514.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.M.P. Geelhoed, mr. V.M.A. Sinnige en mr. A. Dantuma-Hieronymus, in tegenwoordigheid van mr. S. Abelsma, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 26 april 2021.
mr. A.M.P. Geelhoed is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]