ECLI:NL:GHAMS:2021:1615

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
25 mei 2021
Publicatiedatum
3 juni 2021
Zaaknummer
23-000238-21
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis kinderrechter inzake afpersing en diefstal met geweld door jongeren

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 25 mei 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 2004, was beschuldigd van afpersing en diefstal met geweld op de openbare weg, gepleegd in vereniging met anderen. De tenlastelegging betrof een straatroof die plaatsvond op 9 november 2019 te Amsterdam, waarbij de verdachte samen met medeverdachten het slachtoffer heeft bedreigd en mishandeld om zijn jas, telefoon en andere waardevolle spullen af te nemen. Tijdens de zitting in hoger beroep op 11 mei 2021 heeft de verdachte ontkend aanwezig te zijn geweest bij de beroving, maar het hof heeft op basis van getuigenverklaringen en bewijsstukken geconcludeerd dat de verdachte wel degelijk betrokken was bij de straatroof. Het hof heeft het vonnis van de kinderrechter vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 80 uren, met een voorwaardelijk deel van 40 dagen jeugddetentie. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot schadevergoeding aan het slachtoffer van € 1.666,50, bestaande uit materiële en immateriële schade. Het hof heeft de ernst van het feit en de gevolgen voor het slachtoffer in aanmerking genomen bij het bepalen van de straf.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000238-21
datum uitspraak: 25 mei 2021
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Amsterdam van 25 januari 2021 in de strafzaak onder parketnummer 13-267581-19 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2004,
adres: [adres 1] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 11 mei 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 9 november 2019 te Amsterdam, althans in Nederland, op het Surinameplein, althans op of aan de openbare weg, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [benadeelde] heeft gedwongen tot de afgifte van een jas (merk Moose Knuckles en/of oordopjes en/of een telefoon (Iphone 8) en/of een bankpas en/of Airpods en/of een OV-chipkaart, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan die [benadeelde] of aan een derde toebehoorde, door
-voornoemde [benadeelde] vast te pakken en/of vast te grijpen en/of
-voornoemde [benadeelde] (met gebalde vuist) eenmaal of meermalen tegen het hoofd en/of tegen het lichaam te stompen en/of te slaan en/of
-tegen voornoemde [benadeelde] te roepen: "doe je jas uit" en/of "geef mij je telefoon", althans woorden van gelijke aard of strekking en/of
-om voornoemde [benadeelde] heen te staan en/of
-voornoemde [benadeelde] omver te duwen en/of
-voornoemde [benadeelde] met een hamer, althans met een hard voorwerp tegen het hoofd te slaan;
en/of
hij op of omstreeks 9 november 2019 te Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, op het Surinameplein, althans op of aan de openbare weg een jas (merk Moose Knuckles en/of oordopjes en/of een telefoon (Iphone 8) en/of een bankpas en/of Airpods en/of een OV-chipkaart, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [benadeelde] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [benadeelde] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
-voornoemde [benadeelde] vast te pakken en/of vast te grijpen en/of
-voornoemde [benadeelde] (met gebalde vuist) eenmaal of meermalen tegen het hoofd en/of tegen het lichaam te stompen en/of te slaan en/of
-tegen voornoemde [benadeelde] te roepen: "doe je jas uit" en/of "geef mij je telefoon", althans woorden van gelijke aard of strekking en/of
-om voornoemde [benadeelde] heen te staan en/of
-voornoemde [benadeelde] omver te duwen en/of
-voornoemde [benadeelde] met een hamer, althans met een hard voorwerp tegen het hoofd te slaan.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot andere beslissingen komt ten aanzien van de bewezenverklaring, de kwalificatie, de strafoplegging en de vordering van de benadeelde partij.

Bewijsoverweging

De raadsman heeft ter terechtzitting het hof verzocht de verdachte vrij te spreken van hetgeen hem ten laste is gelegd. De verdachte heeft van meet af aan ontkend dat hij aanwezig was bij de beroving van het slachtoffer. De verdachte heeft ook geen motief aan een dergelijke straatroof deel te nemen, aldus de raadsman. Aan de herkenning van verdachte door [getuige] kan geen waarde worden toegekend.
Het hof overweegt als volgt.
Op basis van het procesdossier en het verhandelde ter terechtzitting stelt het hof de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 9 november 2019 rond 17.35 uur ontvangt de politie een melding dat bij de [adres 2] te Amsterdam vier jongens met sjaals voor hun hoofd en motorhelmen op hun hoofd in de bosjes staan. Ter plaatse gekomen treffen verbalisanten vier jongens aan: verdachte, [naam 1] , [naam 2] en [naam 3] . Aangever bevindt zich op dat moment met zijn vrienden [getuige] , [naam 4] en [naam 5] in de directe nabijheid. Zowel aangever als [getuige] ziet dat de politie het groepje jongens waar de verdachte deel van uitmaakt controleert. Andersom merkt de verdachte op dat moment ook [getuige] op.
Onderzoek aan de telefoon die later bij [naam 4] in beslag is genomen leert dat hij op 9 november 2019 aan het eind van de middag meerdere berichten wisselt met [naam 1] . De telefoon van [naam 4] heeft daarbij als locatie [school] , de plaats die door aangever is gemarkeerd als zijnde de plaats waar hij zich met getuige [getuige] en [naam 4] bevond toen hij zag dat de jongens met de helmen gecontroleerd werden. In deze berichten heeft [naam 4] het onder meer over Moose Knuckels, airpods en 2 tellies (het hof begrijpt: telefoons) die aanwezig zouden zijn. Ook geeft [naam 4] aan [naam 1] door uit hoeveel personen zijn groepje bestaat, namelijk drie, met hem er bij vier, en meldt hij een minuut later dat er scotoe (het hof begrijpt: politie) is.
Diezelfde avond rond 19.15 uur bevindt aangever zich met bovengenoemde vrienden in het Rembrandtpark onder de brug van de Cornelis Lelylaan. Plotseling ziet hij een groep van vier jongens met helmen op hun hoofd op hem afrennen. Aangever herkent hen als de groep jongens die hij eerder die avond door de politie gecontroleerd zag worden; aan hun kleding, het feit dat zij allen een helm droegen, de twee scooters en de lengteverschillen tussen de vier personen. Aangever wordt door een van de jongens bij zijn kraag gepakt en krijgt meerdere vuistslagen op zijn hoofd. Aangever krijgt de opdracht zijn jas (van het merk Moose Knuckles) uit te doen. Drie jongens staan op dat moment om hem heen. Een van de jongens duwt aangever omver waardoor hij valt. Aangever staat op en krijgt nogmaals een vuistslag. Een van de jongens trekt uiteindelijk de jas van aangever (met daarin zijn Airpods en OV-chipkaart) uit. Aangever wordt met een hamer op zijn achterhoofd geraakt. Aangever wordt vervolgens gedwongen ook zijn telefoon, met daarin zijn bankpas, af te geven. Hierna vertrekken de jongens op twee scooters en wordt de politie gealarmeerd. Op 25 november 2019 is bij aangever nog steeds een lichte zwelling op het achterhoofd voelbaar.
De aangifte van het slachtoffer vindt steun in de verklaring van getuige [getuige] . Evenals aangever herkent [getuige] de aanvallers als degenen die eerder op de avond door de politie werden gecontroleerd; aan hun zwarte kleding en het feit dat zij een helm droegen. Daarnaast valt een van de jongens hem op door zijn lengte. Een van de jongens herkent hij als [verdachte], de verdachte, die bij hem op school heeft gezeten. Hij herkent hem aan zijn stem en zijn loopje.
Als verbalisanten zich even later naar Amstelveen begeven om tot aanhouding van de verdachten over te gaan treffen zij een groepje van vijf jongens. De jongens beginnen te rennen. Verdachte, [naam 1] en [naam 2] worden vervolgens aangehouden. Even later wordt nog een jongen uit dezelfde groep aangehouden, die kort ervoor samen met de verdachte op het trottoir was waargenomen; dit blijkt [naam 4] te zijn, die ten tijde van de straatroof in het gezelschap van aangever was.
Uit bovenstaande leidt het hof af dat sprake is geweest van een vooropgezet plan van de verdachte en zijn medeverdachten om aangever van zijn spullen te beroven. Hoewel er enige tijd heeft gezeten tussen het moment dat de verdachte door de politie werd gecontroleerd en de straatroof, acht het hof de verklaring van de verdachte dat hij tijdens de straatroof inmiddels bij zijn moeder thuis in [plaats] was niet geloofwaardig, waarbij het hof mede in aanmerking neemt dat de verdachte ten tijde van de straatroof is herkend.
De verdachte heeft de groep straatrovers bij de straatroof niet alleen getalsmatig versterkt maar is ook gelijktijdig met zijn medeverdachten, met helmen op, op het slachtoffer af gerend. Hij is vervolgens deel uit blijven maken van de groep terwijl het slachtoffer werd bestolen en afgeperst en is met de groep en de buit weggereden, waarna hij ongeveer een uur later nog steeds samen met medeverdachten werd aangetroffen nabij zijn woning. Daarmee heeft de verdachte dusdanig nauw en bewust met de medeverdachten samengewerkt aan de straatroof dat sprake is van het medeplegen van afpersing en diefstal met geweld.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 9 november 2019 te Amsterdam, op de openbare weg, tezamen en in vereniging met anderen,
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [benadeelde] heeft gedwongen tot de afgifte van een telefoon (Iphone 8) en een bankpas die aan die [benadeelde] toebehoorde, door
-voornoemde [benadeelde] vast te pakken en
-voornoemde [benadeelde] (met gebalde vuist) tegen het hoofd te slaan en
-tegen voornoemde [benadeelde] te roepen: "geef mij je telefoon" en
-om voornoemde [benadeelde] heen te staan en
-voornoemde [benadeelde] omver te duwen en
-voornoemde [benadeelde] met een hamer tegen het hoofd te slaan;
en
hij op 9 november 2019 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen, op de openbare weg, een jas (merk Moose Knuckles) en Airpods en een OV-chipkaart, die toebehoorden aan [benadeelde] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen voornoemde [benadeelde] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken door
-voornoemde [benadeelde] vast te pakken en
-voornoemde [benadeelde] (met gebalde vuist) tegen het hoofd te slaan en
-tegen voornoemde [benadeelde] te roepen: "doe je jas uit" en
-om voornoemde [benadeelde] heen te staan en
-voornoemde [benadeelde] omver te duwen en
-voornoemde [benadeelde] met een hamer tegen het hoofd te slaan.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg en terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
en
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg en terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De kinderrechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 60 uren, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 30 dagen jeugddetentie, met aftrek van voorarrest, waarvan 30 uren, (het hof begrijpt:) subsidiair 15 dagen, voorwaardelijk, met een proeftijd van 1 jaar, met de algemene en een bijzondere voorwaarde, te weten het volgen van onderwijs en stage volgens rooster.
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde wordt veroordeeld tot een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 80 uren, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 40 dagen jeugddetentie, waarvan 40 uren subsidiair 20 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 1 jaar, met de algemene en een bijzondere voorwaarde, te weten het volgen van onderwijs en stage volgens rooster.
De raadsman heeft het hof ter terechtzitting verzocht te volstaan met het opleggen van een straf gelijk aan die door de kinderrechter is opgelegd en af te zien van het opleggen van een bijzondere voorwaarde omdat het opleggen van een dergelijke voorwaarde geen meerwaarde heeft.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte, destijds 15 jaar oud, heeft zich tezamen met de medeverdachten schuldig gemaakt aan een gewelddadige straatroof waarbij een 16-jarige jongen op de openbare weg van zijn dure jas, Airpods, telefoon, bankpas en OV-chipkaart is beroofd. Het georganiseerde karakter van deze straatroof springt op negatieve wijze in het oog. Verschillende factoren wijzen er immers op dat het slachtoffer welbewust in de val is gelokt, onder meer door iemand uit de groep waarmee hij zelf was.
Het slachtoffer is bedreigd en ernstig mishandeld. Hij is onder andere met een hamer op zijn hoofd geslagen. Door aldus te handelen hebben de verdachte en zijn mededaders geen enkel respect getoond voor de lichamelijke integriteit en de eigendommen van het slachtoffer. Verdachte neemt hiervoor geen enkele verantwoordelijkheid. Het slachtoffer heeft pijn ondervonden en naar het zich thans laat aanzien mogelijk blijvend letsel opgelopen. Uit een ter terechtzitting door de gemachtigde van het slachtoffer overgelegde verklaring van zijn huisarts [naam 6] blijkt dat het slachtoffer thans, anderhalf jaar na dato, nog steeds een zwelling op zijn achterhoofd heeft. De huisarts verwacht niet dat de zwelling nog zal verdwijnen. De moeder van het slachtoffer heeft ter terechtzitting een slachtofferverklaring van haar zoon voorgedragen. In deze verklaring beschrijft hij dat hij nog altijd in shock is door hetgeen hem is overkomen. Hij bezoekt een psycholoog en heeft last van hoofdpijn, gevoelens van angst en paniek. Ook is zijn zelfvertrouwen gekelderd door de blijvende zwelling op zijn hoofd.
Het hof heeft gelet op de straffen die in soortgelijke gevallen plegen te worden opgelegd en waarvan de oplegging haar weerslag heeft gevonden in de oriëntatiepunten van het L.O.V.S. Daarin wordt voor een straatroof voor een
first offendereen taakstraf vanaf 60 uur, dan wel dienovereenkomstige jeugddetentie genoemd.
Het hof stelt vast dat de verdachte blijkens een hem betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 29 april 2021 niet eerder onherroepelijk is veroordeeld voor een geweldsdelict.
Het hof kent gewicht toe aan het advies van de Raad voor de Kinderbescherming ter terechtzitting in eerste aanleg tot het opleggen van een deels voorwaardelijke werkstraf.
Ook heeft het hof kennis genomen van de evaluatie van de Jeugdbescherming Regio Amsterdam opgesteld ten behoeve van de terechtzitting in eerste aanleg van 12 januari 2021. Hierin wordt onder meer beschreven dat het gezin van de verdachte erg gesloten is en niet open staat voor hulpverlening.
Gelet hierop acht het hof het niet zinvol aan een voorwaardelijk strafdeel naast algemene ook bijzondere voorwaarden te verbinden. Wel acht het hof het raadzaam aan de verdachte een deels voorwaardelijke straf op te leggen om hem er van te weerhouden in de toekomst opnieuw een delict te plegen.
Het hof acht, alles afwegende, een deels voorwaardelijke taakstraf in de vorm van een werkstraf van na te melden duur passend en geboden.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 1861,50, bestaande uit € 1.261,50 voor materiële schade en € 600,00 voor immateriële schade. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 1.666,50 ( € 1.066,50 aan materiële schadevergoeding en € 600,00 aan immateriële schadevergoeding) en voor het overige niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De advocaat-generaal heeft het hof ter terechtzitting verzocht de vordering toe te wijzen tot een bedrag van € 1.666,50 en voor het overige niet-ontvankelijk te verklaren.
De raadsman heeft ter terechtzitting het hof verzocht de vordering af te wijzen gelet op de bepleite vrijspraak. Subsidiair heeft de raadsman bepleit dat ten aanzien van de jas afschrijvingskosten in aanmerking moeten worden genomen en dat de waarde moet worden geschat op € 800,00.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks materiële schade heeft geleden tot na te melden bedrag, bestaande uit de waarde van de jas (door het hof geschat op € 800,00), de telefoon, de Airpods, de OV-chipkaart en de bankpas, in totaal € 1.066,50.
Vast staat verder dat aan de benadeelde partij door het bewezenverklaarde rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Op grond van het bepaalde in artikel 6:106 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek heeft de benadeelde partij recht op een naar billijkheid vast te stellen immateriële schadevergoeding aangezien de benadeelde partij ten gevolge van dit strafbare feit lichamelijk letsel heeft opgelopen. Op grond van de door de benadeelde partij gestelde omstandigheden en rekening houdend met de vergoedingen die in soortgelijke zaken worden opgelegd, acht het hof het gevorderde bedrag van € 600,00 gegrond en voor toewijzing vatbaar.
Het hof concludeert dat in totaal door het bewezenverklaarde op grond van materiële en immateriële kosten een bedrag van € 1.666,50 (€ 1.066,50 en € 600,00), vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, hoofdelijk aan de benadeelde partij wordt toegewezen en dat de verdachte tot vergoeding van die schade is gehouden. De vordering zal voor het overige worden afgewezen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 36f, 77a, 77g, 77h, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit een
werkstrafvoor de duur van
80 (tachtig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
40 (veertig) dagen jeugddetentie.
Bepaalt dat een gedeelte van de werkstraf, groot
40 (veertig)uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
20 (twintig) dagen jeugddetentie, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde] ter zake van het bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 1.666,50 (duizend zeshonderdzesenzestig euro en vijftig cent) bestaande uit € 1.066,50 (duizend zesenzestig euro en vijftig cent) materiële schade en € 600,00 (zeshonderd euro) immateriële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Wijst de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding voor het overige af.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de hoofdelijke verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde] , ter zake van het bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 1.666,50 (duizend zeshonderdzesenzestig euro en vijftig cent) bestaande uit € 1.066,50,50 (duizend zesenzestig euro en vijftig cent) aan materiële schade en € 600,00 (zeshonderd euro) aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 0 (nul) dagen.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op 9 november 2019.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.J.A. Duker, mr. D. Radder en mr. V.M.A. Sinnige, in tegenwoordigheid van mr. A.M. van Tilburg, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 25 mei 2021.
=========================================================================
[…]